Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 HEIJPLAAT, een historische affaire
1 januari 1990

Heijplaat blijft. Na zeven maanden onzekerheid overheerst de opluchting. Het grote voordeel van de affaire Heijplaat is de openbaarheid waarin ze zich heeft afgespeeld. Iedereen heeft kunnen volgen wat er gebeurd is. Iedereen heeft getuige kunnen zijn van het optreden van het college, van de acties van de Heijplaters, van het optreden van gemeenteraadsleden en van de uiteindelijke overwinning van degenen die Heijplaat behouden wilden. Daardoor is de affaire Heijplaat een levend deel van Rotterdams politieke geschiedenis geworden. Als zodanig kan ze ertoe bijdragen dat nodeloze afbraak in de toekomst, in meer of minder gelijke gevallen, wordt voorkomen. Wil de affaire Heijplaat zo'n blijvende werking hebben, dan is het zaak dat er in het krachtenveld waaruit ze is voortgekomen het een en ander verschuift. Aan die verschuiving wil ik proberen iets bij te dragen.

de "vierde macht"

De verhouding van collegebesluit en ambtelijke voorbereiding heeft terecht veel aandacht gekregen. Het collegebesluit van februari gaf door zijn eigenaardige formulering, nl. in de vorm van een conclusie, hiertoe alle aanleiding. Want deze conclusie, dat "niet te ontkomen valt aan het verdwijnen van Heijplaat op termijn", verwees uitsluitend naar ambtelijke informatie en niet naar een door het college zelf gemaakte politieke afweging. Uit het raadsdebat is inmiddels gebleken dat het college inderdaad in januari door een ambtelijke notitie overvallen is. Tot het schrijven van deze notitie had het college geen opdracht gegeven. Integendeel, haar strekking was uitdrukkelijk in strijd met het verbod van april vorig jaar te studeren op havenontwikkelingen die Heijplaat van de kaart zouden vegen. Zulke feiten geven alle aanleiding tot speculaties over de "vierde macht" in onze gemeente. Feit is natuurlijk dat de diensten een informatiemonopolie hebben en ook heel wel in staat zijn informatie een bepaalde strekking te geven. In dit geval was er bovendien een gezamenlijk "dienstbelang" van stadsontwikkeling en havenbedrijf: de godsvrede tussen de competentiegebieden "stad" en "haven" met als demarkatielijn de oostgrens van de Waalhaven. Onder de centrale regie van de DROS-directie - proeve van de DROS-nieuwe-stijl? -kon zo informatie geleverd worden die haar bedoelde uitwerking niet miste. Toch is hiermee niet alles gezegd. De merkwaardige uitspraak in de toelichting van het college bij het concept-raadsbesluit van september dat het bij het behoud van Heijplaat gaat om "een keuze die bovenal het karakter van WILLEN heeft" wijst op iets anders.

Ze roept de vraag op waarom men dit in januari niet reeds heeft vastgesteld. Ze eist een vrije ruimte voor de politieke wil op, die men kennelijk zeven maanden eerder voor een "onontkoombare conclusie" had prijsgegeven. Dit kon alleen gebeuren als men de sloop van Heijplaat niet primair als een politieke daad, maar als een technische beslissing beschouwde. Met andere woorden, het college was met de diensten verbonden door een en dezelfde logika. de technokratische logika

Op zichzelf is het niet zo interessant hoe sterk het verhaal in elkaar stak waarmee havenbedrijf en stadsontwikkeling het college tot zijn conclusie brachten. Door de tegenonderzoeken in opdracht van het crisisteam gedaan en de kritische vragen van raadsleden zijn in dat verhaal bressen geschoten -het offer van Heijplaat bleek eind augustus minder voordelig dan men in januari deed voorkomen -maar wat dan nog? Veel interessanter is de vraag onder welke vooronderstellingen men iets wil verwijderen wat een optimale havenontwikkeling in de weg staat, zelfs als dat iets een woongemeenschap van 2000 zielen is.

Er moeten ten minste twee vooronderstellingen in het spel zijn geweest: ten eerste dat een bedrijfstechnisch optimum in de haven zonder meer nastrevenswaardig is en ten tweede dat men hiervoor alles kan verwijderen. Dit zegt dat voor het college alles - behalve de haven!_- vervangbaar is. Ook het tuindorp Heijplaat geldt als vervangbaar. De vervangbaarheid van dingen is wezenlijk voor de technokratische logika, die in beginsel elk probleem, sociaal, politiek of anderszins, tot een technisch vraagstuk herleidt en er zo een technische oplossing voor bedenkt. Ook de Rotterdamse stadsvernieuwingspraktijk wordt in belangrijke mate door deze logika gedragen. Zij is wel een grootschalige sociale operatie, de oplossing van een volkshuisvestingsvraagstuk namelijk, maar ze wordt in hoofdzaak als een technische operatie beschreven, begrepen en voltrokken. De bouwstromen onttrekken de verhuisstromen aan het gezicht. Daarom is de centrale rol van de wethouder stadsverniewing in de affaire Heijplaat niet onbelangrijk. Hij is de enige die de sloop van het dorp en zijn vervanging door nieuwbouw van woningen elders als een vorm van "stadsvernieuwing" had kunnen voorstellen en zo ook "sociaal" kunnen wettigen.

geschiedbesef

In het krachtenveld onder de affaire Heijplaat is nog iets van belang: het geschiedbesef van de Rotterdammers, bewoners en bestuurders allebei.

Nadat de industriële revolutie had ingezet is de stad driemaal in inwonertal verdubbeld, en dat ongeveer per tien jaar. Zij heeft zich met geweld baangebroken. Voor de aanleg van de Maashaven is het oude Katendrecht met 700 woningen gesloopt en zijn 3500 bewoners "geëvacueerd". En waar is Blankenburg gebleven? Het lag daar waar de Kamer van Koophandel de gelijknamige tunnel wil hebben.

In deze korte en hevige geschiedenis moet in het bewustzijn van de bevolking een verband zijn ontstaan tussen vooruitgang en vernietiging. Ook het bombardement met de daaropvolgende wederopbouw heeft daaraan het zijne bijgedragen: het bewijst als het ware dat het mogelijk is een (betere, ruimere, schonere?) stad van de naakte grond af op te bouwen. En behalve deze onbewuste koppeling tussen vooruitgang en vernietiging heeft de historie van de stad nog meer gevolgen voor het geschiedbesef.

Ten eerste wordt ook hierdoor de idee dat alles vervangbaar is gevoed.
En een tweede gevolg dat er direkt mee samenhangt: er is geen norm voor behoud meer. Omdat het "oorspronkelijke Rotterdam" niet bestaat kan er niet naar verwezen worden en wat moet je dan aanvoeren als argument voor het behoud van iets?
Het derde gevolg is een (te) snelle acceptatie van verlies op grond van een vermeende noodzakelijkheid. Bij voorbaat legt men zich neer bij de sloop van - noem maar op!

Dat er weldegelijk sprake is van verlies, en dat dit wordt beseft, bewijst de enorme hausse in deze stad van allerhand nostalgica: plaatjesboeken, prentbriefkaarten en kranterubrieken over "hoe het was". Daarom kan een stadsbestuur aan zo'n geschiedbesef geen excuus ontlenen; de veroorzaakte verliezen zijn reëel.

Dit geschiedbesef kent ook zijn heroïsche verkleding: "Rotterdam dynamische stad" en "Rotterdam maakt 't". Men kan pogen zo aan een historisch proces de identiteit van de stad te ontlenen. Maar echt mogelijk is dit niet. Het maken kan de maaksels niet vervangen. Voor de identiteit van een stad zijn gebouwen, bruggen en viadukten, zichtbare plekken en routes essentieel. Ze zijn ankerplaatsen voor het collectief en individueel geheugen. Ze zijn als blijvende objekten meetpunten voor tijdelijke dingen en gebeurtenissen. Ze maken een stad "leesbaar". Ze zijn voor de oriëntatie in ruimte en tijd onmisbaar. Ze geven de plaats aan waar dingen gebeuren, gebeurd zijn en gaan gebeuren.

Objekten met een historie zijn niet vervangbaar omdat hun geschiedenis onherhaalbaar is. Het is een illusie te denken dat men Heijplaat door iets anders kan vervangen. Zelfs al kon men alle inwoners gezamenlijk in een nieuwe wijk krijgen - wat al een illusie op zich is, zeker als men dit in 1990 als voornemen voor het jaar 2005 aankondigt - zelfs dan was er geen gemeenschap overgeplant, maar een verzameling ontheemden van wie waarschijnlijk zeer velen door nostalgie en erger gekweld zouden worden.

blijvende winst?

De afloop van de affaire Heijplaat is te beschouwen als een overwinning van de democratie, omdat de actie van de Heijplaters gezamenlijk met het optreden van de gemeenteraad in de volle openbaarheid tot het besluit van behoud heeft geleid. Of hier echter van een blijvende zege sprake is hangt van een aantal dingen af. Hoe gaat men omspringen met de wet geluidhinder? Wordt deze zover opgerekt dat een maximale geluidbelasting op Heijplaat het gevolg is? Onze fractie heeft hierover al een gegronde argwaan getoond.

Meer in het algemeen: is men bij diensten en bedrijven doordrongen van de gevolgen van een blijvende menging van wonen en werken in het Waal-Eemhavengebied en wordt daarnaar gehandeld?
Nog algemener: is er mede dankzij de affaire Heijplaat zoiets als een integrale visie aan het ontstaan op de menging van wonen en werken, van bedrijvigheid en milieu; een ambitie om niet alleen de grootste haven ter wereld, maar ook de schoonste, de mens- en milieuvriendelijkste te zijn?

Wordt de affaire-Heijplaat door verantwoordelijke ambtenaren en bestuurders ondergaan niet als een nederlaag, maar als een opklaring: dat iets kostbaars behouden is en dat de combinatie van behoud en vernieuwing minstens zo'n fraaie uitdaging is als de combinatie van vernieuwing en vernietiging?

Wat de havenontwikkeling betreft is het te hopen dat het deze kant uitgaat, want bij de voortgaande uitbreiding die te verwachten is liggen er, in het "oude denken" geredeneerd, nog wat woongebieden in de weg.
Een blijvende zege zal de affaire-Heijplaat opleveren als zij bij bewoners het besef wekt of versterkt dat actie zin heeft, dat niet alles aan ekonomische groei ondergeschikt is en dat behoud van woning en woonomgeving verdedigd mag worden.

En stellig is er sprake van een blijvende zege als het stadsbestuur voorzichtiger met sloopvoomemens is geworden. Dat wil zeggen, als er een verschuiving is opgetreden in de waardebepaling van datgene wat in deze stad bestaat. En dit betreft niet alleen woongebieden. Heijplaat is gered doordat het bewoond is en de bewoners zich roerden. Er is echter geen opstand te verwachten van Hefbewoners of Luchtspoorlingen. Toch vertegenwoordigen Hef en Luchtspoor een reëel belang. Zij verbinden als enig doorgaand structuurelement het vooroorlogse stadshart met het naoorlogse. Langs het luchtspoor weet men waar men is in de ruimte, maar ook in de tijd. Als het luchtspoor zijn functie verliest voor het N.S.net, verliest het deze functie voor de oriëntatie, voor het geheugen en voor de leesbaarheid nog niet. Mooi of lelijk, nuttig of nutteloos, rendabel of onrendabel, het zijn niet de enige kriteria voor sloop of behoud. De wereld is vol nutteloze Romeinse aquaducten, onrendabele kerktorens en lelijke forten, die men met liefde behoudt opdat men zeggen kan: kijk, daar is het gebeurd ...