Leve de grote stad
« Voorgaand artikel |
Overzicht
| Volgend artikel »
LEVE DE GROTE STAD! Immigratie en illegalen; algemene beschouwingen
8 december 1992
De heer MEIJER (Groen Links). Mijnheer de voorzitter. Nederland is een immigratieland. Bij die constatering was ik vorig jaar gebleven en ik heb genoeg redenen met dit punt verder te gaan. Ik heb geen zin in academische discussies en ga ervan uit dat een land met een positief migratiesaldo van om en nabij de 50.000 per jaar een immigratieland mag worden genoemd. Redenen om bij dit punt stil te staan zijn de verscherping van het vreemdelingenbeleid, de plotseling opgestoken illegalenkoorts en de toegenomen vreemdelingenhaat, maar ook de positie van onze stad en regio als belangrijke ontvangstplaats van immigranten. Ik wil mij van twee standpunten distantiëren: l. dat de Nederlandse grenzen zoveel mogelijk dicht moeten, omdat Nederland "te vol" zou zijn, en 2. dat iedereen die hier aanklopt, zou moeten worden toegelaten.
Er is geen maat voor "vol". Ik heb vorig jaar al gezegd dat het grootste deel van de raad is grootgeworden met een onbekommerde prognose van 20 miljoen inwoners in het jaar 2000. Het begrip "vol" is een gevoelsargument. Het is afhankelijk van de eigen ruimtebeleving. Wie alleen wil zijn, vindt zijn kamer met twee mensen al te vol, en wie jarig is, vindt haar met vijf mensen nog leeg. Groen Links is tegen het beperken van gezinsvorming en gezinshereniging. Een aanslag op wezenlijke mensenrechten is niet te rechtvaardigen. Ook zijn wij voor een ruimhartig vluchtelingen-beleid. Nederland is op Italië na het bekrompenste EG-land voor zover het het opnemen van vluchtelingen betreft. Volledig open grenzen zijn echter ook een onmogelijkheid: mensen die binnenkomen, moeten op een behoorlijke manier kunnen worden opgevangen.
Er is dus zoiets als een begrensde opnamecapaciteit. Ik heb staatssecretaris Kosto ooit een aantal van 50.000 per jaar horen noemen voor alle categorieën vestigers bij elkaar. Hij zei erbij dat over dit aantal nog kon worden gediscussieerd. Mij dunkt dat 100.000 ook zou kunnen en dat l miljoen te veel is. Het feit dat de opnamecapaciteit begrensd is, zegt niet dat de grenzen vastliggen. Deze worden bepaald door wat de Nederlandse maatschappij aan huisvesting, onderwijs en werkgelegenheid respectievelijk arbeidsloos inkomen kan opbrengen. Dit is niet alleen een kwestie van economische conjunctuur, maar ook een punt van politieke wil en planning.
Er is ook een kwalitatieve kant. Het soort vestigers bepaalt ook het soort huisvesting, het soort onderwijs en het soort werk waaraan bij hen behoefte is. Voor Rotterdam - stad en regio - is deze kwestie verre van academisch. Wij moeten rekenen met 4.000 a 6.000 migranten per jaar; dat is een voorzichtige schatting. Dit betekent iets op technisch niveau - werk, huisvesting en onderwijs -, waarop ik straks nog zal ingaan, en ook iets op het niveau van de geest en van het hart. Met deze laatste niveaus wil ik beginnen. De plotselinge illegalenkoorts in de P.v.d.A. van de afgelopen maand is verontrustend. Ik had tot dan toe de P.v.d.A. voor een bolwerk van politiek fatsoen gehouden, zeker waar het het vreemdelingenbeleid betreft, maar ben een illusie armer. Ik had ook niet verwacht dat de P.v.d.A.-top zo dicht tegen de paranoia aan zit. Het hysterische "ze moeten verdwijnen" van Kosto laat zich misschien nog uit zijn functie verklaren, maar de uitlatingen van Peper en Rottenberg onthullen een denken van pseudo-werkelijkheid van illegale bendes die op ongekende – en onkenbare! - schaal onze samenleving ondermijnen. Wat ik nog erger vind, is dat het geheel alles weg had van een georkestreerde actie met als uitgangspunt: we zullen de dingen eens bij de naam noemen. De opgestoken storm is ingecalculeerd. Dat heet "een noodzakelijke discussie is geopend", "een onderwerp is bespreek-baar gemaakt", "een taboe is doorbroken". Deze handelwijze speculeert op verlangens naar de sterke man en speelt achteloos met de bestaanszekerheid van kwetsbare mensen. Men noemt dit tegenwoordig politieke moed, het meest misbruikte begrip van de jaren negentig.
Mijnheer de voorzitter. Stel dat ik het onderwerp de gekozen burgemeester aan de orde wil stellen. Ik zeg: onze burgemeester is een hufter. Iedereen wordt kwaad en zegt: onze burgemeester is helemaal geen hufter. Ik breng daar dan tegen in dat wij dit in de voorbeeldsfeer moeten zien, en zeg vervolgens dat ik in ieder geval een onderwerp bespreekbaar heb gemaakt, een taboe heb doorbroken en een discussie heb geopend. Wat zou u daarvan vinden?
Laat ik het ook eens over "illegalen" hebben en over de kijk op de kwestie die ik verwacht van mensen die uit de socialistische beweging voortkomen. Als wij weten dat de Nederlandse textielindustrie en de glastuinbouw grotendeels op illegale arbeiders drijven en dat ook de horeca, de vleesverwerkende industrie en de bollenpellerij voor een belangrijk deel op illegale arbeiders drijven, als wij weten dat deze arbeiders zonder verblijfstitel, zwaar onderbetaald worden - uurlonen van f 2,- tot f4,- zijn geen uitzondering -, als wij weten dat er werkweken van 70 tot 90 uur worden gemaakt, als wij weten wat zij zich moeten laten welgevallen omdat zij machteloos en chantabel zijn, en als wij, kortom, weten dat zij zich in een toestand van slavernij
bevinden, is toch niet de eerste reactie: "Ze moeten verdwijnen", maar wel: "Het geldt den arbeid te bevrijden, verlossing uit de slavernij!".
Even ertussendoor: ik weet niet waaraan u denkt bij het woord illegalen, maar in Nederland moeten wij in dit opzicht, althans volgens de commissie-Zeevalking, voor 70% aan EG-burgers, vooral Engelsen en Duitsers, denken. De eerste mogelijkheid tot "verlossing uit de slavernij" is legalisering van degenen die hier aantoonbaar een aantal jaren gewoond en gewerkt hebben. Dat is meteen een stap naar normalisering van de arbeidsverhoudingen in de tuinbouw, horeca en textielindustrie.
Daarnaast zijn van diverse kanten maatregelen voorgesteld die recht doen aan de redenen waarom mensen op de bonnefooi naar Nederland komen. Zij doen dat meestal om voor de achterblijvers geld te verdienen. Het gaat bij deze voorstellen om het aanbod voor een waardige terugkeer, hetzij met medeneming van betaalde premies en belastingen - een idee uit de C.D.A.-hoek -, hetzij met een hier genoten scholing tot vakman - dat zou een vorm van ontwikkelingshulp zijn -, hetzij met geld voor eenjaar huisvesting. Het laatste is voorgesteld door INLIA, een groep in het vluchtelingenwerk, en dan speciaal voor Poolse avonturiers. De achtergrond van al deze voorstellen is erkenning van de economische problemen in de herkomstlanden en erkenning dat Nederland aan de ontwikkeling daar moet bijdragen. Verlaging van het budget voor ontwikkelingshulp past daar overigens niet in. Waar is het mij om te doen? Het gaat mij om humaniteit. Er is geen absolute grens tussen legale en illegale vreemdelingen, zoals er ook geen absolute grens tussen vreemdelingen en inheemsen is. Het lijkt erop dat sommige politici een verborgen agenda volgen: zij maken ons land voor vreemdelingen zo onaangenaam mogelijk, opdat zij hier wegblijven. Een land dat voor vreemdelingen onaangenaam is, is dat echter voor de inheemse bewoners. Als ik hoor van een vriend - Marokkaan en lid van het afdelingsbestuur van Groen Links - dat hij bij de Primafoonwinkel voor de aanvraag van een telefoonaansluiting wordt teruggestuurd om zijn verblijfsvergunning te halen, "omdat hij wel eens illegaal zou kunnen zijn", krenkt dat ook mij. Als ik wil dat het hier aangenaam blijft voor vreemdelingen, heeft dat een simpele reden: ik woon hier ook.
Terug naar Rotterdam. Volgens de prognoses van het COS zal de Rotlerdamse bevolking tot 2006 met 85.000 mensen groeien. Hiertoe behoren 76.000 allochtonen, van wie naar schatting 35.000 immigranten. Wij zouden kunnen zeggen dat dit voldoende is voor een echt immigratiebureau, dat er dan ook maar eens moet komen. Die groei betekent nogal wat voor werkgelegenheid, onderwijs en huisvesting.
De beroepsbevolking zal met 60.000 mensen toenemen, van wie driekwart allochtoon. Om al die werkzoekenden op te vangen, zal de werkgelegenheid veel sneller moeten groeien dan in jaren het geval is geweest, namelijk met 1,5% per jaar. Dat zal nooit lukken zonder arbeidstijdverkorting!
Ik noem voorts de kwalitatieve kant. Het scholingsniveau van veel immigranten zal laag zijn. Niet iedereen zal door bijscholing op het gevraagde peil kunnen komen. Dat is met veel langdurig werklozen nu al het geval. Er is simpelweg te weinig laaggeschoold werk. Het rijksbeleid moet arbeid voor de werkgevers goedkoper maken door lastenverschuiving van arbeidskracht naar kapitaalgoederen. Mijn partij heeft daarover vorige week een nota uitgebracht. Hel gemeentebeleid moet bij het stimuleren en aantrekken van bedrijvigheid veel meer uit zijn op laaggeschoold werk. De huidige praktijk is de volgende: aan de ene kant "het hoogwaardige vestigingsklimaat", de internationale bedrijven en de breinparken, en aan de andere kant de banenpools en de 26 regelingen voor werkloosheidsbestrijding. Zij raken elkaar nergens. Tussen economische ontwikkeling en sociale zaken gaapt een kloof. Daarover ligt een bruggetje, dat social return heet. Vindt het college mét mij dat er meer laaggeschoold werk moet komen en wil het daarvoor bij het aantrekken van bedrijven ook moeite doen? Ik zou graag zien dat deze vragen worden beantwoord.
Bij het bezoek van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Multibedrijven zag ik een eigen innovatieploegje. Het bijzondere van hun uitvindingen is dat die ertoe dienen werkgelegenheid uit te breiden in plaats van arbeid te verminderen. Het kan dus toch dat innovatie wordt ingezet om extra werk te creëren. Is het college bereid een project te beginnen dat innovatie en werkgelegenheid koppelt? Ook op deze vraag zou ik graag een antwoord willen hebben. Als grote werkgever in een immigratiestad heeft de gemeente Rotterdam een belangrijke functie. De Rotterdamse beroepsbevolking is nu voor 20% allochtoon; het gemeentepersoneel voor 7,8%. In 1996 zal het percentage allochtonen in de beroepsbevolking 25 zijn, in 2001 28 en in 2006 30. Heeft het college de indruk dat de samenstelling van het gemeentepersoneel deze ontwikkeling volgt, inloopt of erbij achterblijft? Voelt het college voor streefcijfers waarbij de gemeente haar achterstand inloopt? Wij moeten het in dit verband ook hebben over contract compliance, alias pluriformiteitsbeding, alias beding positieve actie, alias Afspraken Arbeidskansen Allochtonen ofwel A3. Het ligt wel erg gevoelig, want dit gaat lijken op de reeks longtering, tuberculose, TBC, TB. Overigens geeft dat niets; als wij maar uitkomen waar wij wezen moeten. Ik heb daartoe een motie opgesteld, waarin ik ook het idee van de projectleider Sociale Vernieuwing voor een witte lijst van ondernemingen heb verwerkt.
(Voor de door de heer Meijer e.a. ingediende en door de voorzitter voorgelezen motie 6 zie de bijlage bij deze notulen).
De heer MEIJER (Groen Links). Klassieke immigratiesteden als Chicago en New York kennen grote etnische wijken. Rotterdam kent die niet en wij willen dat zo houden. Waarom eigenlijk? Korpschef Hessing zei onlangs dat hij niets tegen een Turkse wijk zou hebben, mits daar niet alleen arme, ongeschoolde Turken zouden wonen. Met andere woorden: er is niets tegen etnische segregatie als daarmee maar geen sociaal-economische segregatie gepaard gaat. De korpschef had zelfs op Harlem, New York, kunnen wijzen, waar ook zwarte artsen, zwarte advocaten en zwarte kunstenaars wonen, zelfs zeer rijke, namelijk op "Sugar Hill'. Toch zou ik niet met hem willen meegaan, omdat Turkse Rotterdammers in meerderheid zo'n idee niet steunen. Zij hebben het beste voor met hun kinderen, die hier opgroeien, zij willen dat hun kinderen op school zitten met Nederlandse kinderen, dat zij de taal goed leren en verder komen. Een Turkse wijk werkt dat juist tegen.
De eerste generatie Turken staat voor de keus tussen integreren en terugkeren. Daar zit niets tussenin. De tweede generatie heeft haar keus al gemaakt, namelijk voor integratie, zij het, zoals recent onderzoek heeft aangetoond, met een individueel verschillende verhouding tot specifieke waarden. De emancipatie van deze groep is gediend met individuele keuzevrijheid. Ook wat dat betreft werkt een Turkse wijk tegen. Een Turkse wijk zou een stap terug zijn in de ontwikkeling die de meerderheid van de Turkse inwoners hier inmiddels heeft doorgemaakt. Hetzelfde geldt voor een Marokkaanse en een Kaapverdiaanse wijk. Aan een aparte Surinaamse wijk zou zelfs de korpschef niet denken. Onze fractie houdt vast aan het idee van "de heterogene stadswijk", een qua leefvorm sociaal-economisch en etnisch gemengde wijk, waarin mensen niet alleen wonen omdat zij niet weg kunnen, met woningen die verschillende leefstijlen toelaten en een voor de bewoners geschikte buitenruimte en dito voorzieningen. Een dergelijke wijk kan voor verschillende groepen bewoners een veilige thuishaven zijn. Om dat doel veilig te stellen, zullen wij als gemeentebestuur nog heel wat inspanningen moeten leveren. Wanneer buitenlandse ouders graag zien dat hun kinderen met Nederlandse kinderen in de klas zitten, is het zuur als Nederlandse ouders de hunne juist om die reden van school halen. Buitenlandse ouders voelen zich vaak oprecht beledigd als dit gebeurt. Een van de tien "koffie"punten is het werven met de kwaliteit van kleurrijke scholen. De fractie van Groen Links is daar een warm voorstandster van. Het lijkt ons het minste wat er moet gebeuren. Er moet echter méér mogelijk zijn om de samenstelling van de schoolbevolking dichter bij die van de wijkbevolking te brengen. Wat in het Oude Westen en in de Utrechtse wijk Hoograven lukt, namelijk afspraken tussen de openbare, de protestants-christelijke en de rooms-katholieke scholen over een zo gemengd mogelijke leerlingsamenstelling, moet toch in méér wijken van Rotterdam kunnen lukken. Het ligt bij uitstek op de weg van de gemeenteraad daarin initiatieven te nemen. De commissie voor Onderwijs, Culturele Minderheden en Emancipatie voelt daar wel voor.
Het onderwijs. Watje daar leert, neemt niemand je af. Je kunt zonder werk raken, een lekkend dak boven je hoofd hebben of in de gevangenis terechtkomen, maar die kennis is je onvervreemdbaar eigendom. En kennis is macht. Goed onderwijs is voor een samenleving een van haar grootste schatten. Om uit een achterstand te raken, is goed onderwijs zelfs de grootste schat. Daarom moet er zeker in Rotterdam niet op onderwijs worden bezuinigd. Ik vind een van de ergste dingen van de ABK-operatie dat op onderwijs wordt bezuinigd. Kennelijk gebeurt dat onder het motto dat iedereen een steentje moet bijdragen, iedereen, met uitzondering van de haven, want dat is de kurk waarop onze economie drijft. Als er echter geen geschoolde arbeiders meer zijn, kunnen wij die haven ook wel laten dichtslibben. Ik heb hierover een motie gemaakt, die ik nu wil indienen.
(Voor de door de heer Meijer e.a. ingediende en door de voorzitter voorgelezen motie 7 zie de bijlage bij deze notulen).
De heer MEIJER (Groen Links). Ik wil nog een korte opmerking maken over een populair onderwerp, namelijk de openbare orde. Wij hadden een woelig jaar in de stad, er zijn teveel moorden gepleegd, er waren onaangename rellen en in het Feyenoordstadion zijn teveel gore leuzen geroepen. Mijns inziens hebben wij een goede politie, met wijze agenten en een opmerkelijke korpschef, maar de politie zit in zekere zin aan het einde van de lijn. Ik zie in veel van die openbare-ordeproblemen ook reden voor een eerherstel voor welzijnswerk, jongerenwerk en opbouwwerk of, met andere woorden, voor het klassieke handwerk van samen-levingsopbouw. Om die reden ben ik zeer tevreden over de waardering die het Jouw Projekt van Humanitas van de project-leider Sociale Vernieuwing heeft gekregen. Ik weet dat de uitbreiding van het project naar de linker Maasoever door de rayonagenten daar met gejuich wordt begroet. Toen ik bezig was met de voorbereiding van deze passages, las ik tot mijn geluk in Trouw de volgende citaten van mevrouw mr. W. Sorgdrager, procureur-generaal bij het gerechtshof in Arnhem:
"Eigenlijk is het vreemd dat er steeds meer wordt bezuinigd op die vorm van onderwijs waaraan voornamelijk kansarmen deelnemen." Verder zegt zij: "Laat één ding duidelijk zijn: geld datje bezuinigt op onderwijs, stadsvernieuwing, stadsreiniging, niet-bureaucratisch georganiseerde projecten voor kansarme jongeren, sommige vormen van reclassering, dat geld geef je later dubbel uit aan politie en justitie." Een wijs mens, die mevrouw Sorgdrager. Tot slot nog het volgende. Leve de grote stad! Leve de veelheid van rassen, klassen en kleuren. Leve de onverwachte ontmoeting. Hoera voor de horeca in soorten en maten. Hoera voor trams en bussen. Leve de metro. Leve de rivier, leve de haven. Hoera voor boulevards, voor pleinen en voor kaden. Leve de ruimte, leve de volte. Leve de vrijheid. Leve de grote stad!