Leve de grote stad
« Voorgaand artikel |
Overzicht
| Volgend artikel »
Waardenvolle of waardenloze politiek?
12 november 2003
Het is belangrijk dat er gesproken wordt over waarden en normen. Toen de regering in 2002 een commissie instelde om deze discussie vorm te geven, werd er wel wat lacherig gedaan. Ikzelf had dit niet, maar had wel mijn twijfels bij de goede bedoelingen van de regering. De vraag was of het allemaal wel serieus bedoeld was. Mijn twijfel werd gevoed toen bleek dat in de regeringsverklaring van 2003 er niets vermeld werd over de noodzaak van een debat over waarden en normen. Een veeg teken vond ik het artikel dat Minister-president Balkenende in 2002 in de NRC publiceerde. In dit artikel werd het debat over waarden en normen geheel gekoppeld aan het integratiedebat. Twee zaken vielen daarbij op: allereerst werden de waarden en normen gepresenteerd als een groot massief geheel. Er werd niet gepreciseerd om welke waarden en om welke normen het eigenlijk gaat. Ten tweede leek het debat over waarden en normen vooral bedoeld om het verschil te onderstrepen tussen de gevestigden in deze maatschappij en de nieuwkomers. Als ware het dat de nieuwkomers onderworpen moeten worden aan een toelatingsexamen. Een toelatingsexamen met als onderwerp: kennis van waarden en normen in Nederland. Dit examen moet dan afgelegd worden door de nieuwkomers ten overstaan van de gevestigden. Een dergelijke voorstelling van zaken klopt niet en is mijns inziens schadelijk voor het samenleven van verschillende bevolkingsgroepen in Nederland.
Waardenvolle politiek
Bij de discussie over waarden en normen hebben we naar mijn mening niet te maken met een tribunaal, maar we hebben te maken met een discussie die wij in democratische gezindheid, in een democratische consultatie met elkaar hebben te regelen. Dat is essentieel. Ik wil graag pleiten voor een waardevolle politiek, maar dan moet wel omschreven worden wat daar onder verstaan wordt. Bij waardevolle politiek gaat het om vier zaken.Het gaat om goed bestuur, om goede vormgeving van de maatschappij, om de kwaliteit van de samenleving en van het samenleven en tot slot om goede relaties met de wereld. Ook de internationale dimensie is altijd aan de orde. Goed bestuur is de enige van deze vier zaken die misschien waardevrij kan worden gedacht. Het bestuur zou je, heel theoretisch, kunnen voorstellen als een tamelijk technische onderneming waarbij je verschillende belangen probeert te verzoenen. Een bestuur waarbij je de verschillende inbreng vanuit de maatschappij probeert te kanaliseren en waarbij je uitrekent wat het allemaal kost en of dat betaald kan worden. En vervolgens worden deze gedachten en plannen omgezet in maatregelen die werken. In theorie is dit mogelijk en er zijn mensen die zo over goed bestuur denken. Dergelijke opvattingen zijn helemaal niet zo zeldzaam, die mensen noemen wij technocraten.
Waarden van de democratie
Maar de andere drie aspecten die ik al genoemd heb ---- goede vormgeving van de maatschappij, kwaliteit van de samenleving en goede relaties met de wereld - zijn moeilijk denkbaar zonder daarbij opvattingen over waarden te betrekken. Het is niet zo dat wij aan politiek doen in een afgesloten ruimte: een politieke instantie waarin een kaste van mensen zich met politiek bezighoudt en zich erover druk maakt. Het is zo ingericht dat we dit democratisch doen, of hopen te doen. We leven in Nederland in een democratie, iets wat in het algemeen voor vanzelfsprekend wordt gehouden. Naar mijn idee is dit helemaal niet zo vanzelfsprekend. Als je wat preciezer kijkt naar wat democratie is - of zou moeten zijn - dan blijkt dat dit alleen maar werkt met overtuiging. Het werkt met overtuiging van anderen door sommigen. Het werkt met overtuiging van elkaar. Het werkt ook met vorming van meerderheden op basis van gefundeerde opvattingen. Dat je de voorwaarde moet stellen aan opvattingen dat ze gefundeerd moeten zijn of gefundeerd moeten worden, is geen vanzelfsprekendheid. Zo hebben we vorig jaar (2002 redactie) gezien dat heel veel mensen een mening hebben. Je houdt er een microfoon onder en er komt een verhaal uit, zo simpel lijkt het wel. Iedereen zei ook wat hij dacht, daar werd men toe aangemoedigd. Als je gaat luisteren naar wat men zei, wat die mening inhield, bleek het toch niet meer in te houden dan het papagaaien van wat anderen ook vonden. Er waren opmerkelijk weinig individuele of persoonlijk getinte opvattingen. Er waren wel opmerkelijke veel collectivistische en gedachteloos overgenomen opvattingen. En deze collectivistische opvattingen leken niet allemaal evengoed gefundeerd. De les die we hieruit kunnen trekken is dat democratie het niet alleen moet hebben van het uiten van meningen, maar het juist moet hebben van uitwisseling van meningen, van ontmoeting en debat. Het gaat er in de democratie om dat waar we met elkaar de maatschappij maken en de samenleving delen, we elkaar ook treffen en ontmoeten. Dat we communiceren over de dingen die we gemeenschappelijk hebben en die we samen vorm hebben te geven. Dat is een simpel vereiste. De democratie kan niet bestaan wanneer de een dicteert wat de ander moet doen. Dat weet iedereen. Maar de democratie is ook niet gebaat bij een verhouding waar de een zegt hoe de dingen in elkaar zitten en de ander dit ondergaat en begrijpt. Kortom zonder uitwisseling, ontmoeting en debat is er geen democratie, dan is er geen democratisch leven, is de politiek niet democratisch geordend en in zekere zin dood.
Democratie is dus gebaat bij openheid, bij een toegankelijke publieke ruimte. Als er geen plekken zijn in de samenleving waar je meningen kunt uitwisselen, waar je elkaars inzichten kunt delen, waar je strijd kunt leveren over de beste manier waarop de maatschappij ingericht moet worden om de problemen op te lossen; dus als er geen ruimte is die je publiek mag noemen in de volle zin van het woord, ruimte waar we echt allemaal aan deel kunnen nemen en waarvan niemand is uitgesloten, dan is ook de democratie niet meer aanwezig. Niet meer als een levende werkelijkheid onder ons. In zo'n geval is de democratie alleen nog maar een formaliteit. Als ik dat allemaal zo zeg over de democratie dan wil dat tegelijkertijd ook zeggen dat de democratie dagelijks bevochten moet worden. Het is niet vanzelfsprekend dat wij onderling democratische verhoudingen hebben. We hebben dat in het verleden steeds moeten bevechten. En ook in het heden zijn er krachten waarop we die democratie te bevechten hebben. Ik noem er twee: het recht van de sterksten, en de invloeden van de markt. Ik zal ze hieronder uitwerken (zie ook de bijdrage van Cees Schuyt in deze bundel voor een vergelijkbare benadering).
Botsende waarden van de markt en de democratie
Als je kijkt naar de logica waar de markt op is gebaseerd dan is dit allereerst het ruil-denken. Het ruildenken is behoort tot het wezen van de markt en heeft ons allen diepgaand beïnvloed.. In de markt staat altijd het ene voor iets anders. Alles kost geld of elke prestatie vergt altijd een tegenprestatie. De democratische pendant van het ruildenken is wezenlijk anders. In de democratische orde hebben we allemaal recht van bestaan en zijn er mensenrechten waar we allemaal aanspraak op kunnen maken. We hoeven daar geen prestatie voor te leveren en we hoeven het niet te betalen. Dit is een wezenlijk ander principe. Je kunt je voorstellen dat op heel veel terreinen in het dagelijks leven het principe van het ruildenken, de manier waarop waarden en diensten in geld worden uitgedrukt, strijdig kunnen zijn met de rechten die mensen hebben. Zoals het simpele recht van bestaan dat iedereen heeft omdat hij geboren is en alle mensenrechten die daar bij horen.
Het tweede opvallende kenmerk van de markt is dat alles in geld uit te drukken is. De geldwaarde is op de markt het regerende principe. Het is het meest kenbaar en het meest voelbaar aanwezig.Dit is strijdig met waarden zoals respect, mededogen en wederkerigheid. Dit zijn waarden die in het simpele menselijk contact van groot belang zijn, die de humaniteit van ons bestaan en de samenleving dienen en die allemaal niet in geld zijn uit te drukken. De gedachte dat alleen dingen waarde hebben als je ze in geld kan uitdrukken, concurreert enorm met de erkenning van waarden als respect, mededogen en wederkerigheid, die economisch gezien niks te betekenen hebben. Deze waarden zijn in een bepaald vertoog van de markt niets waard en bestaan er niet.
Het derde kenmerk van de markt is het streven naar efficiëntie. Tijd is geld is het gezegde. Dit betekent dat als je iets efficiënt kunt doen, het een zonde is om het dan niet efficiënt te doen. Bij efficiëntie komt het aan op snelheid. Volgens het "efficiëntie-denken" is het erg om iets in tien minuten te doen terwijl het ook in vijf minuten kan. Iedereen kent dit principe omdat iedereen in deze maatschappij ermee is opgegroeid. Maar als je dit kenmerk absoluut neemt, de waarde van efficiëntie, van snelheid en het besef dat tijd geld is, dan zal je het moeilijk hebben om in te schatten wat nou de waarde is van zoiets als zorgvuldigheid in het democratische vertoog.. Of de inschatting van de waarde van goede meningsvorming. De waarde van elkaar de tijd geven om te wennen aan een bepaalde gedachtegang. Dat je tijd neemt om consensus te bereiken. Dit alles kan erg waardevol zijn voor het bereiken van overeenstemming, iets wat in de Hollandse cultuur een groot goed is, maar wat onder druk staat wanneer het economische belangen blijkt te hinderen.
Alleen al het afwegen van de verschillende belangen van verschillende mensen wordt onder druk gezet door het principe van efficiëntie en van tijd is geld. Neem als voorbeeld de reclame die wij dagelijks over ons uitgestort krijgen. Hiermee wordt de kijker een bepaalde lifestyle opgedrongen. Ik bedoel dan niet de reclames voor pindakaas of wasmiddelen, want die stralen vooral huiselijk geluk uit. Ik bedoel wel de reclame voor horloges, auto's, dvd-spelers enzovoort. Daarbij gaat het om de onmiddellijke bevrediging, om zaken die je letterlijk in de hand kan krijgen. Het gaat om stoer doen, om de hebbedingen die je aan anderen kan laten zien. Het heeft bijvoorbeeld veel effect op de jongens in Rotterdam die uit de achterbuurten van Curacao komen en onmiddellijk allerlei zaken willen hebben. En het is ook nog alleszins te begrijpen dat ze dat willen hebben. Ze zijn immers onderdeel van een markt waarin de mens als consument wordt gezien en waarin hij leert om calculerend te handelen. In de democratie daarentegen komt de mens voor als staatsburger en gaat het om zijn burgerschap. Bij het calculerend handelen heersen de economische overwegingen en bij het burgerschap gaat het bijvoorbeeld veeleer om het nemen van verantwoordelijkheid. Deze twee zaken - de markt met zijn kenmerken en de democratie met haar kenmerken - concurreren dagelijks met elkaar en wij allen ondergaan daar - zowel van de markt als van de democratie - de invloed van. Het hoeft geen betoog dat deze dilemma's ons voor een keuze plaatsen.
Mijn conclusie uit dit verhaal is dat een waardenvolle politiek bij moet dragen aan de vorming en het herstel van goed en verantwoord burgerschap en dat ze dit moet doen tegen zeer sterke krachten in. Dit is niet zomaar een kansrijke en open situatie. Het is zeker geen gespeelde wedstrijd.
Het belang van waarden-oriëntatie bij politieke besluitvorming
Het belang van waarden-oriëntatie bij besluitvorming is dat het ons mogelijk maakt om de vraag te beantwoorden wat er op het spel staat. Een voorbeeld is het afschaffen, een aantal jaren geleden, van de conducteurs op de tram. Dit werd geheel met een bedrijfsmatige logica verantwoord, namelijk dat die conducteurs geld kostten. Het was een efficiencymaatregel om die conducteurs af te schaffen. Maar met het afschaffen van de conducteur werd ook de sociale veiligheid van het openbaar vervoer opgeofferd. En heden ten dage wordt er met alle macht teruggevochten om de bussen, trams en metro weer veilig te krijgen. En, zoals bekend, kost dit enorm veel inspanning.. Maar toentertijd, tijdens de beslissing over de conducteurs, was de waarde van de sociale veiligheid niet in het geding. Het effect op de veiligheid werd niet beseft. Zou nu opnieuw deze beslissing genomen moeten worden dan zou het onmogelijk zijn om de veiligheid te veronachtzamen. Een paar andere voorbeelden wil ik noemen.
Denk aan de privatisering van de elektriciteitsbedrijven. Ooit in de negentiende eeuw waren dit nutsbedrijven en wat zij verrichtten was algemeen maatschappelijk aanvaard en werd nuttig gevonden. Nutsbedrijven moesten in handen van de staat zijn omdat zij belangen behartigden die economisch niet profitabel waren. Tegenwoordig zie je dat de reservecapaciteit van de elektriciteitsbedrijven, die geen geld oplevert en alleen maar geld kost, zienderogen slinkt. Geen van de private bedrijven heeft er namelijk (economisch) belang bij om die reservecapaciteiten in stand te houden. Hiermee wordt de waarde van de betrouwbaarheid van het net en van de stroomleverancier op de tocht gezet en wordt zienderogen het slachtoffer.
Denk bijvoorbeeld ook aan de bezuinigen op het welzijnswerk., Hoeveel particulier initiatief draait er niet goed met maar een klein beetje overheidsgeld? Dit levert op dat mensen die hun culturele bagage willen vergroten of die van elkaar dingen willen leren, dit zonder eigen bijdrage kunnen bijwonen. Het zijn mensen met weinig geld maar wel mensen met een grote interesse. Welke waarden zijn er bij bezuinigingen op het welzijnwerk wel niet in het geding? Ik denk dat de komende maanden te zien zullen geven hoeveel mensen daar het slachtoffer van zijn en hoeveel waardevols daar verdwijnt.
Of denk aan de leges voor verblijfvergunningen die gevraagd worden. Deze leges zijn inmiddels exorbitant hoog geworden. Het gaat om vierhonderd tot achthonderd euro per persoon wanneer het gaat om tijdelijke of permanente verblijfsvergunningen. Denk eens in wat dat is voor mensen die kinderen hebben of die hun ouders willen laten overkomen. Wat betekent dat niet voor een waarde als gastvrijheid en een goed lopend gezinsleven. Dat wordt door deze leges enorm belast. Juist de mensen die het eigenlijk niet kunnen opbrengen zijn er vaak kapitalen aan kwijt. Of denk aan de toegankelijkheid van onze universiteiten. Hier worden heel wezenlijke waarden vernietigd door simpele maatregelen die gemotiveerd worden vanuit efficiëntieoverwegingen.
Waarden, het formuleren van waarden en het onderkennen van waarden dient uiteindelijk het formuleren en het onderkennen van het algemeen belang. Het algemeen belang is niet de optelsom van individuele of groepsbelangen maar is een belang dat daar bovenuit stijgt. Daarom zijn waarden belangrijk, omdat je ze kunt beschouwen als de vulling van de publieke zaak.
Botsende waarden in de multiculturele samenleving
Naast deze schets van de publieke zaak is er heden ten dage nog een bijzonder aspect en dat is de interculturele situatie waarin de maatschappij verkeert en die vragen oplevert waar ook de politiek zich voor gesteld ziet. Neem het volgende rijtje waarden: gelijkheid van man en vrouw, gastvrijheid, respect voor ouderen, individuele vrijheid en de familie-eer. Dit zijn allemaal voorbeelden van in Nederland aanwezige waarden die meer of minder belangrijk zijn naar gelang de waardeschaal van een persoon of groepen personen. Ik licht er een paar uit. De gelijkheid van mannen en vrouwen wordt de laatste tijd veel genoemd en staat zo in de belangstelling omdat deze waarde in Islamitische kring minder hoog zou worden geacht. De reactie op deze veronderstelling is dat sommige mensen benadrukken dat Islamitische Nederlanders en Islamitische immigranten deze waarde van gelijkheid van man en vrouw zouden moeten leren en kennen omdat zij hier in Nederland geldt. De gastvrijheid wordt niet zo vaak genoemd. Gastvrijheid is zoals wij weten, net als respect voor ouderen, iets wat op de waardenschaal van veel migrantengroepen hoger staat dan bij autochtone Nederlanders. Marokkanen, Turken, Surinamers, Kaapverdianen, zij hebben allemaal op hun waardenschaal gastvrijheid en het respect voor ouderen hoog staan. Een interessante vraag is of deze mensen, wanneer ze Nederland binnenkomen als nieuwkomer, iets van deze waarden moeten inleveren omdat deze bij ons niet zo hoog op de waardeschaal staan; omdat deze waarden - volgens de Balkenende- definitie van de Nederlandse waarden en normen - misschien wel niet zo belangrijk zijn. Of zou er nog iets anders mogelijk zijn? Zouden deze "allochtone waarden" misschien een bijdrage kunnen leveren aan de Nederlandse samenleving?. Dit is een interessante vraag.
En vervolgens kennen wij ook de individuele vrijheid en de familie-eer. Iedereen heeft de afgelopen tijd kunnen lezen over het Turkse meisje uit Almelo dat door haar vader in Turkije is gedood met een jachtgeweer. Ze is gedood door haar vader omdat zij de familie-eer had geschonden door gedrag dat in zijn ogen, en van haar broers misschien en ooms en neven, niet door de beugel kon. Tegenover de waarde van familie-eer staat een andere waarde, namelijk die van de individuele vrijheid. Dit is nog preciezer te formuleren: de waarde van de onschendbaarheid van het lichaam en van het zelfbeschikkingsrecht. Het lijkt mij geredeneerd vanuit rechtstatelijke overwegingen, dat wij hier voor een keuze gesteld worden. Iedereen hier zou ook onmiddellijk kiezen. De meeste autochtone en allochtone Nederlanders weten wel wat voor hen het belangrijkste is, dat is de onschendbaarheid van het lichaam en het zelfbeschikkingsrecht. Maar is daarmee de waarde van de familie-eer bij die vader, en de broers en ooms, ook zo ver gerelativeerd dat zij dat eveneens zullen erkennen? Dat zij zeggen: "Goed, in die familie-eer doen wij een stapje terug". Of moet deze kwestie misschien anders worden behandeld? Wat mij betreft is dit een open vraag. Veel Turkse organisaties in Nederland zijn gewetensvol en precies met deze vraag bezig. Maar vermoedelijk voeren zij de discussie vooral op het niveau van de normen die als het ware aan de familie-eer zijn gehangen. Bijvoorbeeld de vraag of het schenden van de familie-eer door je dochter betekent dat je je dochter in zo'n geval moet doden. Het is een hele harde en pijnlijke affaire. Maar toch denk ik dat het zin heeft om hier bij stil te staan. De waarden, zoals die van de familie eer, worden niet zo maar ingeleverd bij het bereiken van de volwassen leeftijd. Maar deze waarden gaan gepaard met bepaalde normen. En op dat vlak is de discussie vaak wel te voeren. Zoals gezegd zijn Turkse organisaties volop bezig met deze vragen, maar de Turkse gemeenschap in Nederland hoeft mijns inziens deze problematiek niet in haar eentje op te lossen . De vraag is bij al deze botsende waarden in de multiculturele samenleving of er wordt gedicteerd - worden er waarden en normen opgelegd - en wie dicteert een ander wat? Of wordt er onderhandeld en valt er überhaupt wat te onderhandelen? Wordt er begrepen en ontwikkeld? Met andere woorden, is er een dialoog mogelijk? Ik zou het laatste graag zien, hoewel ik niet weet of het altijd mogelijk is.
Conclusie
Concluderend vind ik het volgende: politici doen er goed aan om in het openbaar rekenschap af te leggen over de waarden die ze belangrijk vinden. En ook rekenschap af te leggen over de waarden die ze beschermen of willen beschermen en van de waarden die ze op het spel zetten. Als dit gebeurt kan het de maatschappelijke discussie over waarden en normen bevorderen. En met deze discussie kan ook burgerschap bevorderd worden. In een volwassen dialoog over waarden tussen overheid en burgers en tussen burgers onderling, gaat het er vooral om dat we elkaars gelijken zijn. Het mag niet zo zijn ingericht dat de een op voorhand iets meer heeft bij te dragen dan de ander. In deze dialoog moet de overheid niet zozeer uit zijn op de tevredenheid van klanten, maar op een goede communicatie en verstandhouding, op een goede vormgeving van de zeggenschap. Bovendien moet de overheid zichzelf verantwoorden als zij kwaad aanricht. Als dit alles gebeurt dan kan het bijdragen aan het stellen van normen in het publiek domein.
Ir. Herman Meijer
toespraak gehouden op 3 oktober 2003 op de Haagse Hogeschool (zal ook in een boekje verschijnen)