Leve de grote stad
« Voorgaand artikel |
Overzicht
| Volgend artikel »
Toekomst van de Partijorganisatie
24 februari 2005
GroenLinks zal met twee omstandigheden rekening moeten houden. Ten eerste een gemediatiseerd politiek landschap, waarin 'de politiek' een door media meegevormde of vervormde constellatie is, die haar eigen wetmatigheden kent. Ten tweede een deliberatieve democratie, waarin bijna alle politieke partijen, als overgeleverde vorm, hun oorsprong en in zekere zin ook hun bestaansrechtvaardiging vinden.
Ondanks periodieke voorspellingen dat politieke partijen overleefde grootheden zijn ga ik ervan uit dat we er, in ieder geval de komende twee jaar, goed aan doen om ons voortbestaan adequaat te organiseren. Zulke voorspellingen hebben veelal de strekking dat de eerste omstandigheid, die van de mediatisering van ons dagelijks leven, een zodanige politieke vormverandering met zich zal brengen dat ze de op vereniging, uitwisseling van meningen en democratische machtsvorming gebaseerde partijpolitiek zal opslorpen c.q. vervangen. Dat geloof ik niet. Vier jaar geleden voorspelde mij iemand dat er binnen afzienbare tijd geen winkels meer zouden zijn, omdat iedereen dan zijn boodschappen via internet zou doen. Zulke voorspellingen lijden aan reductionisme. Deze gaat ervan uit dat voor mensen winkels en winkelen enkel interessant zijn voor het aanschaffen van goederen. Inmiddels blijkt dat een groot deel van het funshoppen niet eens draait om werkelijk gedane aankopen, maar om rondkijken, etalages zien, koffie drinken, een hamburger eten en anderen tegenkomen. Zo lijken mij politieke partijen niet uitsluitend interessant voor het leveren van politieke vertegenwoordigers die met elkaar in debat kunnen gaan en voor het oog van de wereld hun belang etaleren, dus voor dat wat in de televisiewereld 'de politiek' heet. Politieke partijen zijn ook interessant voor wat we in de jaren zeventig hebben leren aanduiden als 'het politieke', d.w.z. voor dat maatschappelijke veld waarin door reflectie, proposities en onderhandeling, vormgeving van de samenleving tot stand komt, doordat mensen elkaar ontmoeten, spreken, leren begrijpen en zich verenigen op gedeelde waarden en/of doelen.
De partij hoeft niet voor het ene of het andere te kiezen. We zijn in beide velden georganiseerd en de kunst is om dat op een zinvolle manier - en liefst beter - te blijven doen. Daarvoor is het nodig om zowel de tendensen in de mediatisering te blijven volgen, als de precieze behoeften aan deliberatie te onderkennen.
Televisie
Televisie heeft in haar bestaan een ontwikkeling doorgemaakt van (in de woorden van Wim van Dinten) een domein dat als "venster op de wereld" is te beschrijven tot een domein dat als "televisie = de wereld" valt aan te duiden.
De vier domeinen omschrijft Van Dinten als volgt:
(1) Televisie als venster op de wereld: het medium respecteert betekenis die in een omgeving ontstaat. Het principe van selectiviteit is ermee verbonden; bijvoorbeeld natuurprogramma's of nieuwsuitzendingen.
(2) Televisie als verbinding in de wereld: tv wordt ingezet om betekenis die mensen van elkaar ontvangen met elkaar te delen. Het principe van externe singulariteit is ermee verbonden. Bijvoorbeeld actualiteitenprogramma's die op ideologische of religieuze uitgangspunten gebaseerd zijn.
(3) Televisie schept een eigen wereld: tv schept nieuwe betekenis die strikt verbonden wordt met eigenschappen van het medium als mensen die als patroon herkennen. Het principe van lineariteit is ermee verbonden. Specifieke programma's zoals tv-quizzen en televisiedrama, die zonder tv niet zouden bestaan.
(4) Televisie is de wereld: tv domineert betekenis. Mensen ervaren het als het vestigen van betekenis. Wie het medium beheerst beschikt over verschijnselen in de realiteit, maakt de realiteit, is dominant in bepalen wat er gebeurt en is in concurrentie met politici. Het principe van interne singulariteit is ermee verbonden. Bijvoorbeeld het bespreken van verschijnselen van een tv-programma in een ander tv-programma zonder dat verschijnsel in domein 1 of 2 te plaatsen, zoals een journalist die stelt dat er grote onrust in de samenleving is ontstaan en iemand op grond daarvan vragen stelt, terwijl een andere journalist op een ander net alleen maar vragen over hetzelfde onderwerp stelt. [tot zover Van Dinten]
Wanneer wij het in problematiserende zin over "de media" hebben in relatie tot de politiek, gaat het meestal over televisie die zich in het derde en/of vierde domein bevindt; het fenomeen dat "de politiek" een rol moet spelen die in het wereldbeeld van de televisiemaker "voor de kijker interessant" is. De politicus als mens, de politicus als Bekende Nederlander, het politiek bedrijf als voortdurende wedstrijd om posities, kiezers en aandacht. Van onszelf uit gezien zijn die programma's interessanter die zich in de domeinen 1 en 2 bevinden, waarin wij met onze boodschap als nieuws verschijnen, of in staat gesteld worden zelf betekenis over te dragen. Helaas is de tendens in de televisiewereld eerder naar de domeinen 3 en 4 dan naar 1 en 2. Voorzover de strijd om de publieke omroep ergens om draait zou het moeten zijn om een televisie, die zo goed als mogelijk een venster op de wereld biedt en verbinding in de wereld mogelijk maakt, ook die tussen kiezers en gekozenen.
Er is dit jaar weer meer televisie gekeken dan vorig jaar, blijkt uit onderzoek. En ook blijkt dat als de bevolking wordt gepeild naar wat ze het meest vertrouwt, de televisie heel hoog scoort, en politici laag. Een weloverwogen gebruik van het medium is bepaald op zijn plaats.
Internet
Als de deliberatieve democratie draait om woord en wederwoord, hoor en wederhoor, zenden �n ontvangen, dan lijkt internet een gunstiger verhouding tot de deliberatieve democratie te hebben dan televisie. Weliswaar zit het web vol boodschappers die vooral hun waar uitventen, maar de weblogs, sites met diverse reactieboxen, chatrooms en wat niet al, maken diverse vormen van interactie mogelijk. Omdat het om tekst gaat, is er gedachtevorming, beraad, inhoudelijke ontwikkeling mogelijk en dus ook uitwisseling op een theoretisch niveau, gebaseerd op eigen activiteit. Interessant fenomeen is, dat jongeren inmiddels minder televisie kijken dan hun ouders en meer bezig zijn met internet.
Waar het de mediatisering van de politiek aangaat, heeft internet een andere betekenis dan televisie. Internet dwingt niet in het stramien van amusementswaarde en maakt niet afhankelijk van programmamakers op de manier waarop televisie dit doet. De beperkingen van internet zitten in een ander gegeven. Het medium is vraaggestuurd en dus minder geschikt om vraag te wekken. Het heeft bovendien de neiging tot parochievorming. Het is dus wel geschikt voor het vinden van gelijkgestemden, maar het blijkt zich veel minder dan ooit gehoopt of zelfs verwacht, te lenen voor ontmoeting van verschillend georiënteerden.
De tendens in medialand is naar integratie van internet en televisie, waardoor het vraaggestuurde karakter nog wordt vergroot. Men kan zelf op elk gewenst tijdstip datgene zien wat men verkiest, door sortering, opslag en verzameling. Men kan als het ware zijn eigen journaal samenstellen. Ook worden de mogelijkheden van thematische verdieping weer verder vergroot doordat niet alleen de veelheid van internetsites maar ook het complete tv-aanbod mee kan doen in de te raadplegen werkelijkheid. Onder jongeren blijkt inmiddels weldegelijk behoefte aan diepgang te zijn die zich uit in geavanceerd internetgebruik. Wij maken nog allerminst uitputtend gebruik van het medium. Systematische ontwikkeling van onze mogelijkheden in termen van thematische webkringen, vergroten van de eigen trefkansen bij gerichte zoekers op het net, raadpleging van leden en sympathisanten, enz., ligt voor de hand.
Radio
Radio is populair bij zulke uiteenlopende groepen als ouderen, analfabeten, handarbeiders en automobilisten. Voor sommigen onder hen is het de voornaamste bron van informatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor Antilliaanse en Kaapverdiaanse migranten van de eerste generatie. Behalve voor nieuws kan de radio ook voor opinies interessant zijn. Sommige radiostations hebben een zeer specifieke luisteraarskring die voor ons een doelgroep zou kunnen zijn. Voor sommige politieke informatie kunnen locale of regionale zenders zeer interessant zijn en niet perse moeilijk benaderbaar. Radio biedt net wat meer ruimte voor informatie "waar je nog over wilt nadenken" dan televisie.
Kranten
En dan is er nog de krant. We zijn van een geletterde cultuur overgegaan naar een mediale beeldcultuur en de krant ondervindt daarvan een verlaagde status en een verminderd gebruik. Ze heeft dit niet passief ondergaan. Het is interessant te zien hoe veel kranten hun verbond met internet zijn aangegaan, ingaand op de behoefte aan verdieping van informatie; maar even interessant is de gegroeide ruimte die ze hebben gemaakt voor meningen van lezers en niet-lezers, en dus voor interactieve participatie. Juist het niet-vluchtige en niet-oppervlakkige, dat wat niet met beelden te zeggen is, daar vinden kranten en tijdschriften iets van een eigen terrein; dat is dus ook het terrein van het trage, van het onthaaste leven. Maar het is ook het terrein van greep krijgen op langer lopende ontwikkelingen, in culturele of wetenschappelijke zin, het nieuws achter het nieuws. Het is het veld van analyse, van de kritische beschouwing en van het verklaren en verdedigen van opvattingen. Recent hebben partijleden en zelfs "kopstukken" rond de Leegte van Links (tja, helaas weet de lezer wat wordt bedoeld) deze papieren ruimte gebruikt om discussie te wekken. Toch is ook hier sprake van onderbenutting.
De partij in het gemediatiseerde landschap
Wie wel eens door een gevoel van wanhoop wordt overvallen bij de zoveelste hype of twijfels krijgt aan de geestelijke stabiliteit van het Nederlandse volk of zijn elites, kan troost putten uit het multimediale karakter van ons geestelijk landschap. Niet alles vibreert mee, niet alles bevestigt alleen maar de vox populi of wat ervoor wordt gehouden. Zelfs als alle tv-kanalen koekoek-éénzang zingen, is er elders ruimte voor een ander geluid, die meestal ook daadwerkelijk wordt benut. In de praktijk heeft zelfs de televisie een paar hoeken en gaten waar niet de jongste trend of laatste politieke correctheid de scepter zwaait.
Hoe dan ook zal een politieke partij die afhankelijk is van kiezersgunst zich in communicatieve zin moeten professionaliseren. Als de communicatie met de kiezers verloopt via media, dan zal het gebruik hiervan adequaat moeten zijn. Selectiviteit in het gebruik kan aansluiten bij het kijkers- of luisteraars- of gebruikersprofiel - bijv. postmaterialistisch of kosmopolitisch; bij het gehanteerde format - bijv. iets in het tweede domein dat betekenisvolle verbindingen legt tussen ons en de ontvangers; bij iets in het eerste domein, bijv. nieuwsfeiten die op onze politieke visie een bijzonder licht werpen.
Het werk aan een permanent campagneteam onder hoede van het strategisch beraad dient deze professionalisering. Het present zijn in het publiek domein, het houden van voeling en het hebben van contact met onze (potentiële) kiezers, wordt planmatig aangepakt.
In een gemediatiseerd politiek landschap is een schijnbare, radicale democratisering van kennis en informatie opgetreden, maar woedt een voortdurende strijd om de dominante voorstelling van de werkelijkheid. En deze strijd wordt niet gevoerd op het niveau van feiten en argumentatie, maar op dat van beeld en suggestie. Het is, in de woorden van Habermas, een sociaal-psychologische openbaarheid, waarin meer de vraag is wat mensen meekrijgt, dan waar het heen moet of wat er werkelijk toe doet. Het is de wereld van de meningen, die alle gelijk zijn en waarvan het vooral de vraag is hoeveel mensen ze aanhangen. In deze wereld is het niet zo interessant waarop een mening is gebaseerd. Interessanter is wat mensen bij iets voelen en of wat gepresenteerd wordt herkenning oproept. Meerderheden zijn in zo'n constellatie erg van stemmingen afhankelijk en vatbaar voor manipulatie. Het Nederland van de laatste twee jaar neigt sterk naar een politieke emotiecultuur die dit beeld bevestigt, de zogeheten dramademocratie. De kunst voor onze partij is om de regels van dit spel te kennen en mee te spelen, zonder aan ongewenste stemmingen bij te dragen. De laatste tijd is ontdramatiseren, nuanceren, kalmeren zelfs, op zijn plaats.
Deliberatieve democratie
Het bestaan van een formele, vertegenwoordigende, democratie is nog geen garantie dat het overal democratisch toegaat. De wijze waarop meerderheden tot stand komen kan aanmerkelijk verschillen. De wijze waarop met minderheden wordt omgesprongen dito. De mate van betrokkenheid van burgers in het besluitvormingsproces is telkens weer een vraag. Ze hangt onder meer af van de kennis en het begrip dat men kan hebben van maatschappelijk-politieke kwesties. Ze hangt dus ook af van de herleidbaarheid van oplossingen en voorstellen tot principes en keuzes, met andere woorden van de aard van de politieke verantwoording en van de transparantie van de politieke processen. Ze hangt dus ook af van de doordringbaarheid van de elites, van de (be)grijpbaarheid van de macht.
Waar de democratie een deliberatief karakter heeft wordt gezamenlijkheid gezocht in het bespreken van problemen en oplossingen - probleemstelling en oplossingsrichting staan allebei ter discussie. Ze betrekt burgers en politici zowel bij de inhoud van maatschappelijk-politieke kwesties als bij de vorm die ze moeten krijgen. Het vormen van opvattingen gebeurt door informatie, begrip en uitwisseling. Gezamenlijkheid ontstaat door concentratie rond opvattingen en op zijn best in een gedeelde visie. En machtsvorming ontstaat door het verenigen van mensen rond gezamenlijke opvattingen; en door actie op grond van gemeenschappelijke doelen.
Waar het gemediatiseerde politieke landschap burgers eerder in de positie van consument of te amuseren toeschouwer brengt - die het op eigen houtje tot 'kritische consument' moet zien te schoppen -, daar vraagt de deliberatieve democratie om burgerschap, d.w.z. om de actieve betrokkenheid van verantwoordelijke inwoners van buurt, dorp, stad en land.
Behalve de emotiecultuur heeft ook de kritiek erop zich de laatste tijd gemanifesteerd in een roep om nuchterheid, om rustig nadenken. Deze roep sluit aan bij de pogingen tot herstel van burgerschap, die vooral ingaan op de "doorgeschoten individualisering". Maar ook in de geëmotioneerde reacties zelf, op 11 september, op de dood van Fortuijn en op de dood van Van Gogh, manifesteerde zich iets wat een pleidooi voor de waarde van deliberatie inhoudt. Het is de behoefte aan gedeelde visie op de toekomst van het land, aan gedeelde zorg voor het publiek domein, aan een gezamenlijke richting: waar gaan we heen? Voor GroenLinks ligt er in het bijzonder de uitdaging van een progressieve machtsvorming op basis van herijkte waarden. Zoiets komt alleen tot stand met een partijorganisatie die gevoelig is voor urgente maatschappelijke kwesties en er op een productieve manier mee weet om te gaan.
De partij in de deliberatieve democratie
Een partij die van waarde is voor de deliberatieve democratie biedt haar leden oefening in actief burgerschap, in politieke participatie. Leren luisteren en argumenteren, het vormen van verdedigbare meningen, willen en kunnen samenwerken, oog krijgen voor gezamenlijkheid, al die elementen kunnen in partijverband geleerd, onderhouden en versterkt worden. Het helpt partijleden om ook buiten de partij in maatschappelijke verbanden actief te zijn, initiatief te nemen, met anderen invloed uit te oefenen, veranderingen teweeg te brengen. Deze functie kunnen we actief versterken door het voor leden mogelijk te maken zelf maatschappelijke kwesties op de partijagenda te zetten. De partij kan zo doende ook bijdragen aan zingeving van het bestaan van leden, die ze vinden in politiek handelen.
Als het goed is vinden leden in de partij daadwerkelijk steun voor hun emancipatie, in het spelen van verschillende rollen, in het begrip krijgen van de maatschappelijke omgeving, in het verwerven van vaardigheden, in de ontplooiing en waardering van hun talenten. De gelegenheid die de partij biedt tot democratische meningsvorming is hiervan een essentieel onderdeel. In een gemediatiseerde omgeving, die een overvloed aan informatie combineert met een grote assimilatiedruk (Nederland wordt conformistischer!), is een gefundeerde mening een schaars goed, dat bovendien wordt bedreigd. Ik bedoel hier niet perse 'originele' meningen, maar gedragen, doorleefde, welbegrepen opvattingen, die mensen op een wezenlijke manier met anderen kunnen verbinden. Daarmee gesterkt kan men weerstand bieden aan de waan van de dag en aan de golven van politiek sentiment. Het behoort vandaag aan de dag meer dan ooit tot de kerntaken van een politieke partij, althans als deze begrijpt wat de populistische verleiding voor een risico's meebrengt.
De partij heeft ook betekenis voor de deliberatieve democratie in het voorbeeldig spelen van het democratische spel. De manier waarop besluiten en programma's tot stand komen, de verkiezing van personen en het verlenen en controleren van mandaten, dat alles draagt door transparantie en het bevorderen van participatie bij aan een democratische cultuur - van belang in en buiten de partij. Zo leren leden en leert de partij de publieke zaak te dienen, een opgave die niet alleen de volksvertegenwoordigers en de politiek bestuurders aangaat.
Vormen van communicatie
Bij een partij die deel is van de deliberatieve democratie, een partij van het klassieke type, hebben we al snel het cliché van de rokerige zaaltjes voor ogen. Dit is inderdaad een cliché en niet alleen door het rookverbod achterhaald. Veranderingen in vergadervorm en gesprekstechnieken zijn of worden ingevoerd om samenkomsten niet alleen aantrekkelijker te maken, maar ook creatiever. En dat is ook nodig, want tijd is een schaars goed en leden 'hebben ook wel wat anders te doen'.
Professionele interviewers 'halen meer uit een spreker'.
Geschoolde gespreksleiders maken meer van een gesprek dan het beurtelings ventileren van standpunten.
Een goed geleide conferentie verzamelt voor iedereen volgbaar de opbrengst van de uitwisseling.
Informatie, met adequate middelen aangedragen, verhoogt de relevantie van opvattingen die ermee worden bijgesteld en verrijkt.
Een partijforum, jaarlijks of zelfs kwartaarlijks, bevordert gemeenschappelijke oriëntaties in actuele kwesties, binding met het geheel van de partij, brengt kennis bij en vervult nog een reeks andere functies, die in de partijdemocratie van groot belang zijn.
Op het terrein van meningsvorming bestaan inmiddels gesprekstechnieken en methodes die in verschillende groepsgroottes tot voor alle deelnemers controleerbare processen leiden, met hoge participatiegraad en gedragen uitkomsten; bijv. de Socratische methode.
Op verscheidene plaatsen is men begonnen met het organiseren van open podia, waarbij de partij gastvrouw is. Wanneer de actualiteit goed wordt gevolgd en de zaak goed is ingericht, kan men zo met behulp van locale organisaties een maatschappelijke kwestie politiseren. Het is een van de middelen om de partij tot een "publieke partij" te maken, zoals het rapport van de commissie Duyvendak uit maart 1993 dat vraagt.
Naar een ledenpartij met een publiek karakter
Aan onze huidige situatie kleven drie aspecten die een mogelijke botsing of vervreemding inhouden. Ten eerste wordt van ons slagvaardigheid gevraagd, maar tegelijkertijd democratische procedures. Ten tweede moeten we steeds professioneler werken, maar is de partij als geheel een organisatie van vrijwilligers. Ten derde zijn we een vereniging van leden, die echter graag de 'kloof' tussen burger en politiek wil overbruggen en daarvoor een toegankelijk, 'publiek' karakter behoeft. Het lijkt mij goed om uit te gaan van de drie positieve doelen: slagvaardig, professioneel en publiek; en bezien hoe botsingen te voorkomen en vervreemding te vermijden zijn.
De slagvaardigheid waar we naar op zoek zijn heeft te maken met reactiesnelheid (bij actuele kwesties), doelgerichtheid (van meer partijgeledingen tezamen), kracht (van argumenten) en effectiviteit (van middelen). Het komt dus aan op een partij-interne samenwerking die, voorzien van voldoende adequate middelen, tot snel en overtuigend opereren in staat is. Als dit bijna militair klinkt, is dat geen toeval. Het gaat inderdaad om strategisch handelen. Iedereen die vraagt om 'meer zichtbaarheid' van de partij roept impliciet hiertoe op. Als we verder willen komen dan we nu zijn, moeten we een grotere eenheid in verschijningsvorm, een professionelere omgang met de media, een grotere samenhang in ons optreden krijgen. We zullen meer in de openbaarheid moeten zijn en meer campagneachtig moeten werken. Dit alles vraagt om sterkere centrale sturing - en dus is er spanning met de gewone democratische procedures, resp. met onze wat anarchischer gewoonten. Gesteld dat het doel breed wordt gedeeld, kan de spanning dragelijk worden gemaakt door voldoende terugkoppeling en verantwoording - vanuit het strategisch beraad op de fracties en het partijbestuur en vanuit deze op de partijraad.
De behoefte aan professionalisering treedt vooral op waar we ons vaardig door het mediapolitieke landschap moeten bewegen. Hier is aan de orde niet alleen de vraag wat je in bepaalde organen op bepaalde momenten met bepaalde kwesties moet doen, maar ook hoe het overkomt. We ontkomen niet aan training die onze semi-professionals (kamerleden, wethouders, gedeputeerden, raadsleden, e.d.) voorbereidt op mediale communicatie, maar ook niet aan het inzetten van echte communicatieprofessionals op cruciale plekken (permanent campagneteam, fracties, bureau). Tegelijkertijd ontwikkelen onze volksvertegenwoordigers en onze bestuurders hun eigen professionaliteit in en door de structurerende omgeving waarin ze verkeren. In een organisatie die grotendeels uit vrijwilligers bestaat kan spanning optreden tussen hen en de professionals (de 'betaalde krachten'). Deze spanning draagt soms bij aan conflicten tussen afdelingsbesturen en raadsfracties. Niettemin valt ze in onze partij mee, doordat veel leden in hun werk aan een professionele omgeving gewend zijn, doordat er een bijna altijd wederzijdse afhankelijkheid is en doordat veel 'professionele' functies als noodzakelijk en zelfs wenselijk worden gewaardeerd. De spanning die er niettemin is en die bij voortgaande professionalisering zou kunnen oplopen valt te verminderen, of zelfs in iets beters om te zetten, wanneer 'professionalisering' als een taak voor de hele partij wordt gezien. Dat wil zeggen, dat aan alle organen en verbanden waarin leden elkaar treffen de eisen van zinnigheid, nut en effectiviteit worden gesteld; dat ze goed zijn ingericht, dat het doel duidelijk is, dat ze goed worden geleid, enzovoort. Wat het bestuur nu probeert in relatie met de werkgroepen, wat partijontwikkeling probeert in relatie met afdelingen, wat in het emancipatieproject is geprobeerd met groepen geïnteresseerde leden, dat kan bijdragen aan een 'professionelere' partijorganisatie, waarvan leden per saldo meer plezier zullen hebben. In zo'n organisatie hebben professionals een natuurlijke plaats.
GroenLinks is een ledenpartij en moet dat ook blijven. Een ledenpartij wil ik onderscheiden van de kiesvereniging waar het in de 19e eeuw mee begon, van de massapartij die wij nooit zijn geweest, maar die Nederland er vele heeft gehad, en van de moderne kaderpartij als de LPF (die je ook als mediale strovuurpartij zou kunnen betitelen). Wij bouwen op leden, op de politiek betrokken staatsburgers van wie een levende partijdemocratie het moet hebben. Dit berust op de opvatting dat in een democratisch bestel het politiek bedrijf voor gewone mensen toegankelijk moet zijn. Het is niet het speelveld van een kaste van carrièrepolitici en politicologen. En evenmin een markt voor baantjesjagers en volksmenners.
Dat we een ledenpartij willen zijn, wil niet zeggen dat we ons koesteren in onze eigen weldenkendheid en elkaars gelijk van dag tot dag bevestigen. In onze publieke werking vinden we onze bestaansgrond en dus willen we die goed organiseren. We zoeken dus de confrontatie en gaan de strijd niet uit de weg. Maar, redelijk als we zijn, zoeken we vooral de communicatie, de verbindingen met onze omgeving.
Het zijn in de eerste plaats de leden zelf die voor verbindingen zorgen. Zij brengen uit hun omgeving informatie en inzichten binnen en omgekeerd nemen zij van de partij kennis en inzicht mee naar buiten. Hoe diverser het ledenbestand is, des te groter is de diversiteit aan verbindingen. Hierin ligt de zin van een goed diversiteitsbeleid, dat het werkt aan een diversiteit van verbindingen in de wereld, die de relevantie van de partij vergroot.
Afdelingen en raadsfracties leggen verbindingen met groepen en organisaties, met het oog op gemeenschappelijk optreden, liefst al in de fase van de meningsvorming. Zo kan gebouwd worden aan gemeenschappelijke oriëntatie en aan bondgenootschappen.
Werkgroepen leggen verbindingen met deskundigen en geïnteresseerde leken en bedenken zo in een verbrede kring hun handelingsperspectief.
Een ledenpartij met een publiek karakter biedt podia voor ontmoeting en uitwisseling en politiseert zo maatschappelijke kwesties. Ze vergroot zo de toegankelijkheid van het politiek bedrijf en wordt er ook zelf wijzer van.
Door te werken aan een bestand van donateurs vermeerderen we onze verbindingen met het electoraat. Want donateurs worden geworven onder mensen die GroenLinks hebben gestemd. Ze geven ons iets, financiële steun, maar ook informatie, want ze worden met regelmaat bevraagd op wat ze van de partij vinden en verwachten. En omgekeerd worden ze van informatie voorzien over daden en opvattingen van de partij. Zo verstevigen we in een tijd van electorale onzekerheid onze basis. De partij wordt zo opgebouwd van binnen naar buiten, in een kring van kaderleden, een tweede kring van leden en een derde kring van donateurs. Deze laatste laat zich ook beschouwen als de eerste kring van onze publieke omgeving, als ons eerste 'publiek'.
Waar de nadruk ligt
In het profiel van een ledenpartij met een publiek karakter formuleren we een antwoord op een problematische politieke toestand. De golven van politiek sentiment die telkens opkomen en de steeds nieuwe beddingen van populisme die men poogt te leggen, wijzen op een groot verlies aan bindingen. De relaties tussen bevolking en politici, kiezers en gekozenen, zijn in hoge mate virtueel geworden. Machtsuitoefening berust, in termen van de pijlers van fysieke macht, inhoudelijke macht en beeldende macht, in verontrustende mate op de derde pijler. Ons voortbestaan moeten we dus organiseren voor een deel in strijd met het mediapolitieke complex, voor een ander deel door gebruikmaking van dit complex. Het komt erg aan op een uitgekiende omgang met de openbaarheid, die ons vermogen tot selectiviteit op de proef stelt.
Kort en goed komt ons antwoord hierop neer: ideologisch-politieke betrouwbaarheid (inhoudelijke macht!); stabieler maken van onze relatie met het electoraat; waardering van verantwoordelijk burgerschap.
Het verschil met ons huidige profiel komt op het volgende neer:
- meer nadruk op onze publieke werking, meer uitwaartse beweging
professionelere mediale communicatie
- meer coördinatie en samenhang in de externe communicatie
- meer en vaker direct communiceren met bondgenoten en geïnteresseerden
- meer vraagsturing in de interne communicatie en agendering
professionelere meningsvorming rond grondslagen en urgente vraagstukken
effectievere partijorganen (werkgroepen, commissies, projectgroepen)
Wat kan er dan minder?
- minder formele basisorganisatie: liever minder dan meer, maar tobbende, afdelingen
- minder activiteiten rond het eigen gelijk en rond hobby's
- minder werk aan ideeën zonder praktisch gevolg of draagvlak
- minder energie in onderlinge controle, bijv. van afdelingsbesturen op raadsfracties (steek die energie in gezamenlijke bijeenkomsten met interessante buitenstaanders!)
En verder moet iedereen vooral zelf zijn meer- en minderlijst bedenken.
Herman Meijer