Leve de grote stad
« Voorgaand artikel |
Overzicht
| Volgend artikel »
Over Homofobie en Islamfobie
23 oktober 2006
Geachte Toehoorders,
Omdat het bij islamofobie en homofobie om zulke uiteenlopende zaken gaat, heb ik me eerst de vraag gesteld: zijn het wel fobieën? Ik heb zelfs mijn oudste broer gebeld, die psychiater is en er dus wel wat van af moet weten. Eerst maar eens een rijtje fobieën:
Acrofobie of hoogtevrees, welbekend
Agorafobie of pleinvrees; niet over of door openbare ruimten durven bewegen, angst voor de massa
Arachnofobie oftewel angst voor spinnen
Aviofobie of vliegangst, ook bekende Nederlanders hebben er last van
Claustrofobie of engtevrees; niet in nauwe of afgesloten ruimten durven verkeren, in trein of bus angstzweet krijgen en paniekaanvallen
Hematofobie, angst voor het zien van bloed
Lalofobie oftewel angst voor het spreken in het openbaar; iets waar ik nu ineens last van zou kunnen krijgen
Paruresis, minder chic gezegd plasangst; dus niet kunnen plassen in aanwezigheid van anderen, iets waar nogal wat mannen aan lijden
Xenofobie, of angst voor vreemden, de fobie die wellicht het dichtste komt bij de fobieën die we hier vandaag onder handen nemen.
Wat aan alle fobieën overeenkomstig is, dat is dat de angst niet in verhouding staat tot de reële bedreiging die van de situatie of het object uitgaat. De lijder is zich hiervan goed bewust. Dit laatste zou wel eens kunnen ontbreken bij homofobie en islamofobie. Voorzover ik weet laten mensen die eraan lijden zich niet onder behandeling stellen. Toch hebben ook islamofobie en homofobie het kenmerk dat ze het object van de angst groter maken. Er kan sprake zijn van:
Angst voor besmetting
Angst voor uitbreiding
Angst voor machtsovername
Waar dit het geval is kan de houding tegenover het object, homoseksualiteit resp. islam, fobische trekken hebben. Een paar voorbeelden uit beide domeinen:
Homofobie: van 1911 tot 1974 heeft onze wetgeving een artikel 248bis gekend dat seksuele omgang tussen meerder- en minderjarigen van hetzelfde geslacht verbood. De motivering van dit artikel was de zgn. verleidingstheorie. Men dacht dat adolescenten (onder de 21 jaar) door homoseksueel contact ‘zo’ konden worden. Op die manier zouden homo’s ‘zich vermenigvuldigen’. Bij de afschaffing in 1974 verklaarde men zich van dit (fobische ?) denkbeeld genezen.
Tweede voorbeeld: in het roemruchte NOVA-interview met imam El Moumni zei deze bang te zijn voor het homohuwelijk. Als het mogelijk was dat jongens met jongens en meisjes met meisjes konden huwen, dan zou dit er wel eens toe kunnen leiden dat ze afzagen van trouwen met elkaar. Dan zou er geen voortplanting meer plaatsvinden en zou de gemeenschap uit kunnen sterven. Het lijkt een kras staaltje van angstige overdrijving, maar beslist minder uitzonderlijk dan u wellicht denkt. In ieder geval zou ik dit zeker homofobie noemen.
Islamofobie: er is in Nederland onder politici zowel landelijk als plaatselijk een toenemend verzet tegen het gebruik van artikel 23 van de grondwet. Het recht om scholen te stichten op levensbeschouwelijke grondslag en hiervoor subsidie van de overheid te krijgen, wordt ingeperkt waar het aan moslims toekomt. Ik zie allerlei gemeentebesturen de meest oneigenlijke bewegingen maken om te voorkomen dat ook moslims dit recht gebruiken. Naar mijn indruk is hier sprake van door angst voor uitbreiding ingegeven reacties.
Tweede voorbeeld: sinds Fortuyn is er sprake van de ‘islamisering van Nederland’, een fenomeen waar we ons uiteraard tegen zouden moeten keren. Deze aanduiding veronderstelt de mogelijkheid dat moslims hier ‘de boel overnemen’. Volgens elk nuchter inzicht in de macht en invloed van de geringe en bovendien sterk verdeelde schare Nederlandse moslims is dit onzin. Een weekje Nederlandse TV kijken levert al voldoende bewijs dat we zeker niet richting islamitische staat gaan. Niettemin ‘gevaar voor islamisering’. Naar mijn idee ook een fobische kijk op de realiteit.
Waar sprake is van fobie is ook sprake van vermijdingsgedrag. Onderzoekingen van de laatste jaren laten in beide domeinen hiervoor aanwijzingen zien. Zo blijken onder jongeren, met name Turkse jongens met een score van bijna 90% en Marokkaanse van dik in de 80%, geen homo’s in hun vriendenkring te wensen. Omgekeerd wijzen gegevens over niet-islamitische autochtonen erop, dat contact met moslims in Nederland afneemt.
Interessant is ook wat voor behandelwijzen van fobieën er bestaan. Er zijn er globaal drie.
Blootstellen: wanneer de patiënt langdurig met het gevreesde object of de gevreesde situatie in contact wordt gebracht, leert hij eraan te wennen. Gewenning is dus het doel van de blootstelling en kan de angst verminderen.
Systematische desensitisatie: het afbreken van de emotionele lading van het object door het geleidelijk opvoeren van de confrontatie onder een geruststellende begeleiding.
Flooding: het overstelpen van de patiënt met het gevreesde verschijnsel waardoor de angst zo hoog mogelijk wordt opgevoerd. Het bedoelde effect is, dat hij of zij “het ergste doorstaan” heeft en voorgoed van de angst verlost is. Bijvoorbeeld een vrouw met arachnofobie in een bak met spinnen zetten.
Parallellen met betrekking tot islamofobie en homofobie zijn:
Dialoog met vertegenwoordigers van de gevreesde groep, of in dit geval zelfs tussen de beide groepen, moslims en homo’s. Wat mij betreft hoeft zo’n dialoog niet zoetsappig te zijn. Zelf vind ik het bijvoorbeeld gepast om op het Sodomverhaal in te gaan, dat zowel in christelijke als in moslimkring figureert als grondslag voor verbod op homoseksualiteit. In het kort: Lot, de neef van Abraham, krijgt in Sodom bezoek van twee gasten. (Het zijn boden van God, vertelt het verhaal, maar daarom draait het niet.) De voltallige mannelijke bevolking van Sodam loopt vervolgens uit en verzamelt zich bij het huis van Lot. Men eist dat de twee mannen naar buiten worden gebracht, om ze te verkrachten. Lot weigert en biedt zelfs zijn dochters aan in ruil om de Sodomieten van hun opzet te weerhouden. De twee vreemdelingen slaan de mannen van Sodom met blindheid en uiteindelijk verwoest God de stad vanwege haar zonde. Dit verhaal gaat welbeschouwd over teugelloosheid, de schending van het gastrecht en een poging tot groepsverkrachting. Dat dit verhaal uiteindelijk de strekking van een veroordeling van homoseksualiteit heeft gekregen, berust naar mijn idee op een homofobe uitleg. Alleen wie zich homoseks uitsluitend als verkrachting kan voorstellen moet dit verhaal zo specifiek lezen. Overigens heeft in de kerkgeschiedenis ‘sodomie’ tal van betekenissen gehad, van anale seks tot pedofilie. Ook onder moslims geldt ‘het volk van Loet’ als aanduiding van homo’s, met een sterk negatieve lading.
Een tweede parallel is de confrontatie met de gevreesde anderen. Bijvoorbeeld met de buren, die moslim blijken te zijn. Of met de eigen zoon of dochter die homo/lesbisch is. Zulke dingen laten zich niet altijd organiseren, maar het ontnuchterende effect is bekend.
Een derde parallel is de op maat gesneden alternatieve straf; voor potenrammers bijvoorbeeld als taakstraf te moeten werken bij het COC, of voor aanslagplegers om als taakstraf te moeten werken in de moskee. Bijna een vorm van ‘flooding’.
Is er een vorm van bondgenootschap mogelijk tussen moslims en homo’s, als die twee fobieën bestreden moeten worden? Laat ik eerst zeggen, dat iets dergelijks als eerder vertoond is. Migranten van de eerste generatie herinneren zich uit de tijd van de gastarbeid, dat ze steun kregen van homo-organisaties. Dit was bijvoorbeeld het geval in de campagne tegen de pasjeswet. Onder meer de vader van Ahmed Aboutaleb kan daarvan getuigen. En ik weet ook dat in de Annasrmoskee in Rotterdam deze herinnering werd opgehaald toen het ging om een fatsoenlijke behandeling van homoseksuelen. Zo’n bondgenootschap is mogelijk op basis van wederzijds respect, wederzijds begrip of wederzijdse acceptatie. Wederzijds respect alleen lijkt me te weinig voor een bondgenootschap. Maar met enig wederzijds begrip erbij moet het al kunnen. Dit begrip zou kunnen beginnen waar partijen van elkaar zien dat ze te maken hebben met vormen van uitsluiting. Zij kunnen elkaar vinden op een paar gemeenschappelijke doelen. Ten eerste hebben beiden belang bij vergroting van de verdraagzaamheid. Hoe toleranter het klimaat, des te meer ruimte voor wat afwijkt van de standaard. Zij zouden elkaar dus kunnen vinden op die plekken waar discriminatie wordt bestreden.
In de tweede plaats hebben beiden belang bij veiligheid. Dit geldt in ieder geval het openbaar gebied, waar zowel homo’s als moslim(a)’s last kunnen hebben van vijandig gedrag. Een gezamenlijk optreden ligt misschien niet direct voor de hand, maar valt te organiseren.
In de derde plaats hebben beiden belang bij een goed diversiteitsbeleid. Zo’n beleid, in het onderwijs, in bedrijven of bij de overheid, stoelt op een waardering voor culturele diversiteit en institutionele nieuwsgierigheid naar verschillen – zowel onder het personeel als bij de burgers, c.q. de klanten. Ook godsdienstige verschillen en verschillen in seksuele oriëntatie zijn daarin van belang. Gezamenlijk optreden is niet alleen mogelijk, maar ligt zelfs voor de hand.
Kortom, naar mijn mening ligt er een overeenkomstig belang voor homo’s en moslims in een toegankelijk en uitnodigend publiek domein. Op de strijd daarvoor zouden ze elkaar moeten kunnen vinden.
Inleiding gehouden door Herman Meijer voor RozeLinks op Vrijdag 13 oktober 2006