Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 DE OUDE NICHT

De oude nicht is oud en nicht
Dat maakt het leven minder licht
Dan als hij jong en mooi zou zijn
Of hetero, een vent zou zijn
Hij heeft wat nephaar op zijn kop
Nog dagelijks blosjes rouge op
De broeken strak het hemd satijn
Vaak nagellak de schoentjes klein
Dus ziet gelijk elk weldenkend mens
Die is niet normaal, dat is geen vent
Zodat geen hoofd van een tehuis
Nog gelooft die hoort hier zeker thuis

De oude nicht is niet gezwicht
Is niet beleerd gefatsoeneerd
Hij zit weldegelijk in zo’n huis
Maar is gevierd en zichtbaar thuis
Want heel dat huis dat is frivool
Er is geen hoofd godzijgeloofd
Men eet er geflambeerde peertjes
In heel te gekke nichtenkleertjes
Men pakt zijn buurman ferm in het kruis
En giechelt schel in dat tehuis
Het jong en manlijk personeel
Is op die toestand ingespeel
Het neemt de oudjes mee in het bos
En maakt er teder broeken los
En vindt het prettig te rieleksen
Met de bejaarde derde sekse
En dringt zo’n oudje zich wat op
Dan zegt het niet Hé donder op
Maar kietelt even in de zij
Of maakt een uurtje voor hem vrij
Men leest er alle publicaties
En gaat per bus naar demonstraties
Men zwemt er naakt in het bassin
En heeft er schijt aan het gezin

De oude nicht is oud en nicht
Maar heeft goddank geen last van jicht
Is heel ontspannen als hij praat
Met andere mannen over zijn prostaat
Gaat in discussie met de melkboer
Valt nog steeds op diens jongere broer
Nog één keer wil hij naar Mykonos mee
Zijn hondje noemt hij Tante Gré
Hij is nog voor een film gevraagd
Hij moet nog even blijven leven
In dat tehuis, in dat tehuis
In dat tehuis, in dat tehuis