Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Gesprek met een hond
1 mei 1984

De hond lag bij het water in het hoge gras. Hij lag precies op het plekje waar ik ook wilde liggen. Omdat-ie er wel aardig uitzag, ging ik naast hem liggen en begon hem te strelen. Na vijf minuten kroop hij wat dichter tegen me aan en zei: Ik ben een straathond. Hij had een beetje hese stem, maar helderder dan je van een hond zou verwachten.

Die zie je niet veel meer, echte straathonden, zei ik.
We worden van de straat gehaald. We worden in hokken gestopt. Sommigen zijn vergast. Ik weet niet hoeveel. We moeten in huizen wonen. Drie keer per dag naar buiten. Aan de lijn. We moeten uit een bak eten. We moeten horen: zit. We moeten horen: lig. We moeten horen: dood.
En dat wil jij niet?
Nee. Ik wil schurken. Ik wil schooien. Ik wil de straat.
En andere honden, hebben die dat niet?
Mmmmngh.
Maar er zijn toch zat honden die tevreden zijn, gewoon als huisdier, ik bedoel...
Wrah! Je praat als een canist.
Een wat?
Als een canist. Van canis, hond. Ze stellen het hondzijn centraal. De Dalmatiners zijn ermee begonnen. Je moet je als een hond gedragen. De hond heeft eeuwen beschaving. De hond woont in huizen. De hond slaapt in een mand. De hond bewaakt oefenterreinen. De hond hoedt schapen. De hond speurt drugs op. De hond redt tweebenige wezens. De hond kent verantwoordelijkheid. De hond is geen wolf. Wrah! De hond is geen varken. De hond is geen aap. Wrah! Hij wierp zich op z'n rug en schurkte door het gras.
Zeg, zei ik, die canisten, vind je die overal?
Op z'n rug liggend zei hij: Meest bij rashonden. Bij Duitse herders veel. Die doorgefokte types. Hebben allemaal heupdisplacie. HD, noemen die canisten dat. En bij teckels ook. Die krijgen hernia van het traplopen. En bij die bassets. Die ontsteking krijgen aan hun pik. Omdat-ie over de grond sleept. En maar deftig doen. Dat ze alleen met elkaar paren. Wrah!
En bij bastaards?
Daar heb je ze ook. Die erbij willen horen. Die zeggen: wij blaffen ook. Wij lichten ook onze poot op. Wij bewaken ook huizen. We zijn geen wolven! Wij zijn óók honden.
En die canisten, die vinden het geen punt dat straathonden van de straat worden gehaald?
Geen punt? Erger nog. Ze zijn ervóór. Zwerven is onhonds.
Hij lag nu weer op z'n buik, de kop plat in het gras tussen de voorpoten. Ik dacht na. Een paar maanden gele-den was in West-Duitsland een politiehondeninstructeur doodgebeten, tijdens de training. Door een Rottweiler, die zich jarenlang voorbeeldig had gedragen. Ik had wel eens zo'n training gezien en kon me indenken in de hond. De hond was onmiddellijk afgemaakt. Zeg, die Rottweiler die pas in West-Duitsland zijn instructeur doodbeet, was dat een canist?
Wrah! Een canist bijt zijn baas niet dood. Dat is onhonds.
Weet je wat ze zeggen? vroeg ik. De hond is de beste vriend van de mens.
Van wie? vroeg hij diep uit zijn keel.
Van - de - mens, zei ik. En ineens moest ik onweerstaanbaar giechelen. De hond ging zitten, wierp zijn kop in de lucht en huilde, als een wolf.