Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Confrontatie met CD en CP ‘86; tweede termijn algemene beschouwingen
10 december 1992

Ik heb nogal wat aandacht besteed aan hetgeen enkele kopstukken van de P.v.d.A. de laatste maanden over de illegalenkwestie hebben gezegd, maar heb dat absoluut niet gedaan om de P.v.d.A. in diskrediet te brengen. Het is ook absoluut niet zo dat wij als fractie er blij mee zijn als de P.v.d.A. instort. Wij kijken daar toch iets anders tegenaan dan de Centrum Partij '86 en ik wil graag aangeven hoe wij er dan wel tegenaan kijken. Wij zien wel degelijk een partij die crisisverschijnselen vertoont, maar tevens een partij die bezig is zich ergens bovenuit te werken en oplossingen te zoeken. Wij constateren in die partij ook verschillende posities en zien in deze stad een aantal sociaal-democraten die heel erg serieus bezig zijn problemen op te lossen, andere contacten met de bevolking te ontwikkelen, ideeën te ontwikkelen die goed zijn voor de Rotterdamse bevolking en dergelijke. Het gaat erom dat in een tijd waarin zich crisisverschijnselen voordoen, ook naar andere wegen wordt gezocht. Er wordt echter ook wel gespeculeerd op zaken, maar dit is een weg die wij absoluut niet willen bewandelen. Als wij populistische neigingen in de P.v.d.A. bespeuren, zullen Wij daar spijkerhard tegen ingaan. Dat is de achtergrond van hetgeen ik jongstleden dinsdag heb geprobeerd te zeggen. Het is voor ons ook absoluut geen vreugde als wij zien dat de burgemeester de verkeerde vrienden krijgt. Wij hebben daarvan dinsdag ook een voorbeeld gezien. Ik weet dat er in deze stad mensen zijn die het fantastisch vinden dat onze burgemeester zegt dat ergens 1.100 Turken op hetzelfde adres wonen. Die mensen zitten erop te wachten dat gezagsdragers in deze gemeente dergelijke uitspraken doen en zij zeggen dat de dingen eindelijk eens bij hun naam worden genoemd en dat er orde op zaken wordt gesteld. Het gaat echter om een leugen en niet om een feit. het is een extrapolatie, een speculatie, maar het wordt onmiddellijk als een feit geaccepteerd, omdat men hongert naar dergelijke "feiten". omdat dit precies in de kraam van die mensen te pas komt en omdat er al genoeg mensen zodanig verzuurd zijn en zich zodanig incongruent met buitenlanders voelen dat zij dit accepteren en het voor hen 'gevonden vreten' - een vertaling van een Duitse uitdrukking - is.

Ik weet dat de burgemeester in zijn hart ook weet dat dit zo gaat. Mijn vraag aan hem is dan ook hoe hij daarmee omgaat, of hij aan dit verwachtingspatroon beantwoorden wil en hierop precies wil ingaan, of dit datgene is wat hij en hierop zoekt en of hij een dergelijke verhouding met de bevolking of een andere wenst. Dat is mijn vraag naar de waarheid geweest. Ik heb met mijn schriftelijk gestelde vragen geprobeerd die waarheid boven tafel te krijgen. Als ik dan een antwoord krijg zoals dat is gegeven (182/'92) en vraag 5 als volgt wordt beantwoord: "Het college beschikt noch over gegevens noch over inzichten die het mogelijk maken het eens of oneens te zijn met de stelling over het Rijk der Fabelen", kan ik twee dingen denken. Ik kan enerzijds denken dat het college volstrekt wereldvreemd is, omdat het kennelijk niet weet wat er in de bevolking omgaat en niet weet welke fabels er worden rond-verteld over uitkeringsfraude, criminaliteit en wat dies meer zij, die allemaal iets zouden zeggen over buitenlanders in het algemeen of sommige buitenlanders in het bijzonder. Aan de andere kant is het mij bekend dat het college door zijn koffiebezoeken aan en door alle contacten met de bevolking wel degelijk weet en kan weten wat er allemaal gaande is en dus ook weet hoe die verhalen werken. Dan zou dit niet kloppen en moet ik dus iets anders denken. Ik kan mij alleen maar afvragen welke zot zo'n antwoord opschrijft. In dat geval moet ik ervan uitgaan dat er een zot in het college zit, maar dat kan ik niet. Er is dus sprake van een dilemma.

Hilariteit.

De heer MEIJER (Groen Links). Ik wil wat dit betreft toch een verklaring hebben.
Ik wil voorts ingaan op het gebruik dat de Centrum Partij en de Centrum Democraten '86 maken van die l. 100 mensen die op één adres zouden wonen. Ik heb daarvoor gewaarschuwd en heb dit nu moeten constateren. Voor de zoeven door mij genoemde fracties is het natuurlijk nogal gemakkelijk: zij kunnen gewoon wachten op een uitspraak en deze vervolgens gebruiken. Zij zeggen van de burgemeester dat hij een moedig man en een goed politicus is. Tel uw zegeningen!

De heer RIEFF (cd). Mijnheer de voorzitter. Wij hebben van die uitspraak van de burgemeester geen gebruik gemaakt en ik heb deze ook niet genoemd. Het gaat er alleen om dat er in Rotterdam wel degelijk fraude plaatsvindt. Ik zal niet zeggen dat er l. 100 mensen op één adres kunnen zitten, maar zij zullen over de stad verspreid zijn.

De heer MEIJER (Groen Links). Er vindt in deze stad wel degelijk fraude plaats, maar men moet wel zeggen dat dit geen Turks monopolie is, net zo min als het een Marokkaans of Nederlands monopolie is.

De heer RIEFF (cd). Dat heeft de heer Meijer mij niet horen zeggen.

De heer MEIJER (Groen Links). Neen, het gaat mij alleen om het gebruik maken van dat getal 1.100.

De heer RIEFF (cd). Misschien is het aantal wel hoger.

De heer MEIJER (Groen Links). Wellicht kan een onderscheid worden gemaakt tussen het gebruik dat de heer Rieff van de uitspraak heeft gemaakt en het gebruik dat de heer Termijn ervan heeft gemaakt. Dat kan in de notulen worden nagelezen. Tegen de achtergrond van hetgeen de heer Van der Vos over de aard van het raadsdebat heeft gezegd, over de manier waarop wij ons hier collectief zorgen maken en over de manier waarop wij naar oplossingen zoeken, voel ik mij zekerder om meer te zeggen aan het adres van de Centrum Partij '86 en de Centrum Democraten, omdat ik vind dat wij als raad een duidelijke afgrenzing maken ter zake van de wijze waarop wij dingen niet wensen te behandelen en ten aanzien van de oplossingsrichting die wij nfet zoeken. Dit alles is wat mij betreft alleen maar duidelijker geworden en ik vind dat een grote steun en ook erg prettig. Als ik de Centrum Democraten hoor praten over beperking van de gezinshereniging, vraag ik mij af waarom het daarbij gaat. Mijns inziens gaat het om het fundamentele menselijke recht dat men van iemand kan houden, met iemand een bestaan wil opbouwen, met iemand een huishouden wil delen en met iemand kinderen wil hebben. Die iemand kan toevallig in het buitenland wonen en men wil betrokkene om de door mij genoemde redenen laten overkomen. Dat is een zodanig fundamenteel menselijk recht dat het zelfs in de Universele Verklaring van de rechten van de mens staat. Wie zou daaraan willen tomen en wie zou daarnaar zijn hand willen uitsteken?

De heer RIEFF (cd). Mijnheer de voorzitter. Het gaat er niet om dat iemand een bruid uit het buitenland haalt, maar het gaat er wel om dat hij de hele familie erbij betrekt en dat de bruid later ook haar familie hier naartoe haalt.

De heer MEIJER (Groen Links). Gezinshereniging betekent dat
men zich met zijn familie verenigt...

De heer RIEFF (cd). Dan wordt het familiehere'.iging. De heer MEIJER (Groen Links), ...en een gezin vormt.

De heer RIEFF (cd). Ja, een gezin vormt. Hier wordt het echter familievorming.

De VOORZITTER. Ik verzoek de heer Meijer zijn betoog voort te zetten.

De heer MEIJER (Groen Links). Van de heer Termijn van de Centrum Partij '86 heb ik na twee jaar ook een reactie gekregen. Dat geeft niets, want niet iedereen is even vlot. Ik denk echter dat hij in twee jaar een wat zinniger reactie zou hebben kunnen bedenken dan de reactie die hij nu heeft gegeven. Deze komt ook niet veel verder dan het noemen van een aantal uitsluitend negatieve dingen, met één positieve opmerking aan het eind van de bijdrage, namelijk over de lichtjes in de bomen aan de Coolsingel. Over zijn eigen partij heeft de heer Termijn letterlijk gezegd - ik heb het genoteerd -: "De Centrum Partij is zo'n kniesoor." Daarbij ging het om het letten op afbraak van het sociale stelsel. "Een kniesoor die daarop let. Welnu, de Centrum Partij is zo'n kniesoor". Ik vond het een zeer treffende uitspraak. Wij worden niet altijd geconfronteerd met een helder moment, maar in dit geval dus wel. Wat is namelijk een kniesoor? Een kniesoor is iemand die voort-durend kniest, een gemelijk mens, een misnoegd, knorrig type, iemand die zichzelf voortdurend als ongelukkig beklaagt. Ik ontleen al deze typeringen aan de Van Dale. Een kniesoor let er voortdurend op of "ik niet wordt benadeeld" en of "zij niet worden voorgetrokken". Een kniesoor is degene die zegt dat mensen, als 'ze' werkloos zijn, op onze voorzieningen teren en dat mensen, als zij werk hebben, onze banen inpikken. Kortom, het is nooit goed of het deugt niet. Dat is het karakter van een kniesoor. Het is zeer treffend dat de heer Termijn over de Centrum Partij '86 zegt dat deze een kniesoor is. Dat is inderdaad het geval, dat is precies wat de Centrum Partij '86 doet: worden 'zij' niet beter dan ik behan-deld. worden 'zij' niet voorgetrokken en word ik niet benadeeld en achtergesteld? Die grondhouding is precies de houding die de Centrum Partij '86 niet alleen belichaamt maar ook bevordert in deze stad.

Ik wil nog een citaat voorlezen uit een pamflet van de Centrum Partij '86 om aan te geven waartoe dat leidt. Het betreft een pamflet van genoemde partij dat, zogenaamd grappig, gaat over de b.v. Nederland en waarin wordt gezegd dat er nog wat opruimings-goederen in de aanbieding zijn: onder anderen honderdduizenden overbodige legale en illegale vreemdelingen. Let op het woord 'overbodige'. Ik heb het pamflet bij mij en de heer Termijn kan het van mij ter inzage krijgen als hij wil weten welk pamflet ik bedoel.

De heer TERMIJN (cp '86). Ik zou het graag van de heer Meijer willen hebben, want ik weet niets van dat pamflet af.

De heer MEIJER (Groen Links). Hij kan het van mij ter inzage krijgen. Zodra het woord 'overbodig' in het verband van mensen valt en mensen overbodig worden genoemd, worden wij herinnerd aan de geschiedenis van het nationaal-socialisme en aan die van Pol Pot in Cambodja en aan al die geschiedenissen waarin het gaat om een uitroeiingsprogramma. Mensen zijn nimmer overbodig, nooit. Ik denk dat mensen die zich om welke reden dan ook bij de Centrum Partij '86 en de Centrum Democraten aansluiten, de ervaring zullen opdoen van de burgers van Rostock. Die burgers stonden op de eerste dag waarop de rechts-extremisten kwamen om brandbommen naar asielcentra te gooien, te juichen, maar keken op de tweede dag waarop de rechts-extremisten kwamen, al bedenke-lijk, terwijl zij zich op de derde dag waarop de rechts-extremisten kwamen, tegen hen moesten keren omdat hun eigen auto's in brand vlogen. Dat was de grens.