Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 HET BRUILOFTSMAAL

Gezellig hoor zo’n dag
Iedereen is er, mooie kleertjes aan
De bruid is stralend in turquoise
Wat is ze mooi!
De bruidegom in warmbruin corduroy
Zalmroze orchideeën zijn corsage
Wat is hij mooi!
Een knap stel zo bij elkaar
Wat is er meer dan het geluk
van dit jonge paar
Vertederd kijkt de vader naar zijn dochter
Vertederd kijkt de moeder naar haar zoon
En de vaders glimlachen
naar elkaar, als mannen:
die zijn onder de pannen!

Heel stijlvol was de plechtigheid
op het stadhuis
De ambtenaar had door zijn verhaal
een persoonlijke noot gevlochten
Wat was het mooi!
En daarna vol van sfeer
die kleine dorpskerk
waar eeuwenoude woorden klonken
Wat was het mooi!
En nu die dis, zo rijk voorzien
Jambon d’Ardennes met ananas
Chateaubriand, asperges, champignons,
Diverse kazen, veelkleurig fruit,
Tot slot dame blanche en irish coffee
Wat is het heerlijk!
En iedereen propt zich vol en keuvelt
En lacht en pocht en is
In opperbeste stemming
Iedereen op een na …

Het is de broer van de bruid
Droevig van hart en bleek om de neus
Stil op zijn stoel
Tussen schoonzus en tante
De ogen gericht
Op zijn beminde
In warmbruin corduroy
Wat is hij mooi
Wat is hij mooi
Wat is hij mooi
Wat is hij mooi en …
Wat kan hij snel vergeten
Tussen nu en laatst
Toen hun lijven versmolten
Drie maanden niet meer
Tussen toen en nou
Een salto mortale
Van vriend naar vrouw

En de broer van de bruid
Heeft geen oog voor de kaas
En eet niet van het fruit
De mond die daar praat
Is de mond die hem kuste
Het lijf dat daar zit
Is het lijf dat hem verhitte
Het lijf dat daar zit
Holt het huwelijk in.
En de broer van de bruid
Heeft geen oog voor de kaas
En eet niet van het fruit.
De ogen waarin hij
Zo diep heeft gekeken
Die glansden en fonkelden
En zo zacht konden schijnen
Gaan niet eenmaal
Zijn kant uit.

De kauwende monden
Staan stil wanneer spreken
De vaders van heden,
Verleden en trouw
In de toekomst
En lachen beschaafd
Om oubollige grappen.
Oom Gerard, halfteut,
Brengt de club aan het gieren
Zijn vrouw tante Sjaan
Braakt stikkend haar banaan
En de vaders bulderen
als mannen.
Oom Gerard glundert
Hij proeft zijn succes
En heeft meer in petto
Er kwam een homo bij de slager
Die vroeg om een stuk worst
Aan een stuk of in plakjes
Vroeg de slager …
Oom Gerard pauseert voor de plot
Flats!
In het geil grijnzende smoel
Ontploft een dame blanche
Druipt bruin en wit in zijn boord
Het lachen is in ijs gesmoord
In ijzige stilte gaan de ogen
Naar de spelbederver.

Het is de broer van de bruid
Fonkelende blik en nog bleker dan eerst
Fier overeind tussen schoonzus en tante
De ogen gericht
op zijn beminde
in warmbruin corduroy
Wat ben je laf
Wat ben je laf
Wat ben jij laf
Wat ben jij laf
En wat kan je snel vergeten
Als je lef had
Zou jij die man de mond snoeren
Als je lef had
Zou je die club hier vertellen
Van al je liefdes
Als je lef had
Zou je hier komen
En me omhelzen
Als je lef had
Zou je je mooie gezicht
Tegen het mijne drukken
En me kussen
Als je broer,
Áls je vriend,
Als je minnaar
Als je lef had …
Maar als je lef had
Dan zou je hier niet zitten.

Grote God, kijk ze staren
De schapen
Dat denkt dat het feest is
Omdat weer twee idioten
Vrijwillige opsluiting kiezen
En als ze gaan scheiden
Zijn jullie er dan ook?

Tijd om in te grijpen
Twee ooms zien hun plicht
Ze grijpen de dwaze schreeuwer
Voeren hem af, die malle nicht
Het feest gaat door
Het feest gaat door
Het feest gaat door
Het feest gaat door
Maar door het hart
Van de bruidegom
Waart een spook