Leve de grote stad
« Voorgaand artikel |
Overzicht
| Volgend artikel »
Over ras (1)
9 oktober 2018
Waarom praten of nadenken over ras? We hebben inmiddels geleerd dat rassen, althans onder mensen, niet bestaan. Onder anderen geneticus Galjaard heeft ons dat duidelijk gemaakt:
Er is maar één mensenras waarin de individuele verschillen vele malen groter zijn dan de groepsverschillen. Ras is dus een fictief begrip. Tegelijkertijd valt het vóórkomen van racisme niet te ontkennen; er wordt op grond van dat fictieve begrip ras weldegelijk onderscheid gemaakt. En dit op zich is voor mij genoeg reden om erover na te denken. Maar hoe?
Ras is een vorm van groepering. Volgens mijn Winkler Prins kunnen "rassen alleen op grond van lichamelijke kenmerken worden onderscheiden" met de aanvulling dat "van rasverschillen in psychische eigenschappen niet bewezen [is] dat zij op erfelijke factoren berusten." Het groeperen van mensen louter op grond van lichamelijke kenmerken lijkt - zonder bijkomend waardeoordeel - een onschuldig tijdverdrijf. Wie dat wil kan de mensheid indelen in mongolide, negride en europide types met alle verdere verfijningen - tot aan de Friese, Frankische en Saksische typen in Nederland toe. Het is niet populair meer, maar ooit werd er serieus werk van gemaakt. Naarmate de precisering voortschrijdt lijkt de bezigheid onschuldiger, omdat het individuele niveau benaderd wordt en collectieve conclusies, waaronder fatale en voor de betrokkenen schadelijke, dus steeds minder kunnen worden getrokken.
Dus waarin zit het probleem? Dat zit hem in zeker twee dingen: in het verschil tussen beschrijven en voorschrijven en in de historie van de begripsontwikkeling. Het eerste wil in dit geval zeggen dat het rasbegrip zich niet aan zijn beperking tot lichamelijke kenmerken houdt, maar integendeel met allerlei kwalitatieve kenmerken wordt 'verrijkt' en zo grondslag voor waardeoordelen biedt. Het tweede gaat over de plaats waar en de periode waarin het idee ras is ontwikkeld - het achttiende/negentiende-eeuwse Europa. Een curieus voorbeeld waarin deze twee samenkomen is de rassenleer van Rudolf Steiner. Hierin staan het zwarte, aziatische en blanke ras achtereenvolgens voor de kindheidsfase, de jeugdfase en de volwassenheid van het menselijk wezen. Daarmee laat zich een hiërarchie in beschaving gemakkelijk voorstellen. En is de stap van 'wetenschapper' Steiner naar 'opvoeder' Steiner, oftewel van de beschrijver naar de voorschrijver, snel gezet. Het lijkt mij zo klaar als een klontje dat hier de koloniale blik en de westerse beschavingsmissie innig zijn verbonden - als het ware nog in blanke onschuld gevangen. Want het vergt toch ook de nodige naïviteit om met zo'n grote greep complete delen van de mensheid te rangschikken.
Als het in het vervolg over zwart en wit gaat moeten we de oorsprong van de kwestie daar zoeken, in die combinatie van 'verlichte' westerse eigendunk en een gelijktijdig gebrek aan reflectie op de eigen rol op het wereldtoneel.