Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 China - over het bloedbad in Peking en het woord "communisme"
1 januari 1992

Hans Schools trekt in de Groene van 7 juni uit de gruwelen in China een conclusie die ik wel begrijp maar niet onderschrijf. Het betreft zijn gevolgtrekking dat iedereen die nog enig fatsoen in zijn lijf heeft nu geen communist meer wil heten of kan zijn. Dit lees ik het scherpst in de passage die begint met "Je kunt je afvragen waarom de CPN ... " en die eindigt met " ... op elegante wijze van haar zwaarbelaste naam ontdoen."

Ik ben lid van de CPN, ik heb van harte meegewerkt aan het Groen Links akkoord, maar ik heb geen behoefte me van een "zwaarbelaste naam te ontdoen". Om meer dan een reden stuit die gedachtengang me tegen de borst.

De eerste reden lijkt misschien lullig: de Poolse Verenigde Arbeiders Partij, de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland en de Hongaarse Werkers Partij hebben van hun gekuiste naam nooit enig profijt gehad noch heeft het voor hun politiek ene moer uitgemaakt dat ze geen "communistische partij" heten. Ze treden op en hebben opgetreden als gewone staatsdragende communistische partijen en worden ook als zodanig beschouwd. Gezien wat er in het reëel bestaande socialisme aan het verhangen van bordjes is gebeurd, maakt omdopen op mij eerder een verdachte dan een sympathieke indruk.

De tweede reden is inhoudelijk zwaarder. Wat men en ook Hans Schools voor typisch communistisch houdt is de logika van de "objectieve noodzaak van de dictatuur van het proletariaat" voor de overgang naar een socialistische maatschappijvorm, tot welke logika ook gerekend wordt: dictatuur van het proletariaat = dictatuur van de Partij = dictatuur van de partijleiding (= dictatuur van de secretaris-generaal). Ik wil niet op de theoretische voordelen en de praktische nadelen van dit concept ingaan. Marx echter dacht zich de vorm van de dictatuur van het proletariaat als radicale democratie, door hem geïllustreerd aan de Commune van Parijs. Nou is wat Marx dacht maar van betrekkelijk belang gebleken, maar een feit is dat communistische partijen alle recht en reden hebben om zich de overgang naar een andere maatschappij te denken in de vorm van een grondige en radikale demokratisering. Veel westeuropese communistische partijen doen dit ook feitelijk. Het partijprogram van de CPN is er een voorbeeld van.

De derde reden ligt in mijn verzet tegen het, niet alleen door Hans Schoots vertoonde, verlangen naar een onbevlekte ontvangenis. Ik bedoel de wens om zonder historische smet te zijn. Ik pleit er niet voor om vanuit een soort dramatisch verantwoordelijkheidsbesef een "historische schuldenlast" op ons te nemen. Integendeel, juist omdat wij niet voor alles en iedereen verantwoordelijk zijn, vind ik het nonsens afstand te doen van een naam omdat deze elders door geboefte wordt gebruikt. Ik vind het kul om te denken dat dit ons van het geboefte verlost. En ik vind het dwaasheid om geschiedenis te willen schrijven door een nieuwe naam te nemen.

De vierde reden ligt in de inhoud van het woord "communisme" zelf. Of het nu een terugwaartse projectie betreft naar een speculatief oercommunisme van voor het patriarchaat en de klassedeling of een projectie voorwaarts, het is uiting van een autentiek verlangen. Ik zie niets onzedelijks in het verlangen naar een wereld die vrij is van uitbuiting en onderdrukking en ik zie niets onredelijks in de verbinding daarvan met de eigendomskwestie. Ik kan dus ook niet dit communisme aansprakelijk stellen voor de waanzin van Pol Pot, de Goelag of het bloedig cynisme van de Cinese machthebbers van dit moment.

De laatste reden is niet voor mijn verstand, maar voor mijn gevoel wel de belangrijkste. Ik vind niet dat Stalin, omdat hij hen heeft laten ombrengen, meer recht heeft op de naam "communist" dan Boecharin of Trotzky. Ik gun hem die posthume overwinning niet. En die gun ik zijn geesteskinderen Peng en Deng ook niet. Als het aan mij ligt levert het doden van tien tegenstanders geen monopolie op de naam "communistisch" op, en het doden van tienduizend nog minder.