Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Hl HA HOMOHUWELIJK
1 januari 1993

Er is vraag naar een homohuwelijk. Ere wie ere toekomt, het CDA heeft als politieke partij het eerst deze vraag gehoord en beantwoord: in het rapport 1 + 1 = SAMEN. En dat is al weer vier jaar geleden! Maar nu hebben wij in Nederland onderlaatst die roerende beelden kunnen zien uit Denemarken - die beide heertjes in het wit! - en dat roept verlangens op: OOK WIJ WILLEN KUNNEN TROUWEN.

Ik ben tegen het homohuwelijk en ik zal jullie zeggen waarom. Laat ik echter eerst zeggen waar ik voor ben.

Ik ben ervoor dat mensen die elkaars gezelschap behoeven dit kunnen genieten, zolang en waar en zoals ze dat willen. Geen punt. Ik ben ervoor dat mensen elkaar trouw beloven en liefde en aandacht en alle goeds, fluisterend of hijgend of hardop uitgesproken, of uitgeschreeuwd desnoods, in elkaars oortjes of ten overstaan van een ganse zaal. Geen punt, integendeel, hoera! Als mensen hun kostelijkste spulletjes willen nalaten aan hun nabestaande geliefde, minnaar of minnares en willen voorkomen dat een hebzuchtige familie er haar begerige handen naar uitstrekt, het zij hun gegund! Mij hebben ze niet tegen.

Ook vind ik dat mensen die kinderen willen en dezen goed kunnen verzorgen en lief voor ze zijn en ze niet de hele dag op de vingers kijken of pesten, of slaan, dat zulke mensen kinderen moeten kunnen krijgen. Zeker. En bovendien vind ik dat al diegenen die in zulke momenten aanleiding zien voor een groot feest, de gelegenheid moeten grijpen. Dat alles zegt alleen NIET, dat de staat zich daarmee moet bemoeien. Voor de leuke kanten zijn vrienden en familie nodig, een orkestje en een partyservice, de formele details kunnen bij de notaris geregeld worden.

Maar, vroeg mij laatst een oud vrouwtje, hebben die homofielen dan ook niet recht op een huwelijk, net als de heterofielen? En ik antwoordde haar en zei: Ja oud vrouwtje, zeker hebben homofielen daar recht op, net als de heterofielen. Dat is alleen het punt niet. Ik vind dat homolesbi's recht hebben op alles waar het huwelijk toegang toe verschaft, alleen wil ik die toegangspoort niet door. Dat lijkt me nogal utopisch, zei het oude vrouwtje, want ze was nog goed bij de pinken.

Laat ik het dan politiek stellen. Er is in dit land een meerderheid van de bevolking, die niet in geregeld gezinsverband leeft. Onder hen zijn zeer velen met slechte huwelijkservaringen, gescheidenen en kinderen van gescheidenen. Er zijn zeer vele, politiek bewuste, vrouwen onder, die precies weten wat er mis is aan het wettelijk huwelijk en aan de ideologie eromheen.

Onder hen zijn er ook, jongetjes en meiden van beiderlei kunne, die bewust een andere vorm van bestaan gekozen hebben, met gedeelde kinderzorg en gedeeld bezit en die allerlei aanvaringen met belasting en sociale dienst achter de rug hebben.
Er zijn er ook die niet één minnaar of één minnares hebben, maar twee of drie en voor wie een huwelijk nimmer iets zou oplossen.
Er zijn er ook die najaren samenwonen tenslotte toch trouwden, met tegenzin, maar onder druk of vanwege de voordelen, die denken: als het anders geregeld was hadden we het nooit gedaan.
Die allen bij elkaar vormen nog geen politieke beweging, maar ze zijn wel een massaal, levend argument voor de afschaffing van het burgerlijk huwelijk. Zouden politiek bewuste lesba's en homi zich in deze massa niet welbevinden? En er het hunne toe doen, dat die beweging wel opstaat en doel treft?

Toen ik het zo stelde, zei het oude vrouwtje: daar zit wat in.