Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Moskee als springplank
14 januari 2003

De twee preken van voorgangers van de Assoenah moskee in Den Haag en van de Tawhied moskee in Amsterdam die Nova onlangs uitzond zijn een pijnlijk voorbeeld van misbruik van de Islam en van de Marokkaanse gemeenschap in Nederland. Het is ongewenst en gevaarlijk als Nederlandse moskeeёn worden gebruikt als springplank van Wahabitische politici die als imams vermomd gaan.

"Ons geloof moet juist zijn" zegt de voorganger in Den Haag en hij vervolgt: "We moeten niet meegaan met seculieren, socialisten of democraten. Nooit. We weten dat die partijen tot de Jahilia behoren, zelfs wanneer ze aan de macht zijn in islamitische landen. We mogen ze niet steunen, voor ze stemmen of publiciteit voor ze maken. We mogen hun kranten en tijdschriften niet kopen en ze met geen cent helpen. Zij zijn de bondgenoten van de Satan."
Wat hier tot de moskeegangers wordt gezegd is een grove belediging van mensen binnen en buiten de moslimgemeenschap die democratisch gezind zijn.

De Jahilia is de tijd die voorafging aan het optreden van de Profeet, gekenmerkt door afgodendienst en het levend begraven van kinderen - vergelijkbaar met wat wij de 'duistere Middeleeuwen' zouden noemen. Daartoe gerekend worden is al erg genoeg. "Bondgenoot van de Satan" zijn doet daar dan nog een schepje bovenop. Zo'n belediging is reden tot boosheid, maar er is meer. De hele preek van de Haagse voorganger is een vorm van 'separerende prediking'. Hij maakt scheiding tussen degenen die zich in de democratische rechtsorde welbevinden en hier geldende normen respecteren aan de ene kant, en degenen die zich aan "de geboden van Allah" houden, aan de andere kant. Hij stelt dit voor als de scheiding tussen ongelovigen en gelovigen. En hij verwerpt aldus elke aanvaarding van de democratie, gelijkberechtiging van mannen en vrouwen, homo's en hetero's, als verwerpelijk modernisme, ja, als ongeloof. Het is een oorlogsverklaring aan de omgeving waarin de moskeegangers leven en een vorm van godsdienstige intimidatie.
En het is dus een bewuste poging tot het zaaien van tweedracht.

Er is alle reden om het optreden van zulke predikers serieus te nemen. Het is niet voor het eerst dat we ermee worden geconfronteerd. Het gebeurt vaker. Dat zijn blijken van oprukkend Wahabisme in Nederland. Wij beschouwen het als een gevaar voor de Islam in Nederland en ook voor de Marokkaanse gemeenschap. Maar kunnen we er ook iets tegenoverstellen?

Zeker kunnen we dat. Zoals elke Moslim weet of kan weten, is het onderscheid tussen de islamitische wereld (Dar al Islam - het Huis van de Islam) en de rest van de wereld van wezensbelang. In de rest van de wereld gelden ook regels, soms andere dan in de islamitische. Van Moslims wordt gevraagd, door de Profeet en volgens de Hadith, om die regels te respecteren. In de rest van de wereld komt men ook de volken van het Boek tegen, Joden en Christenen. Ook hen dient men te respecteren. "Gij hebt uw godsdienst en ik de mijne", aldus de Profeet. De zeden en gewoonten dient men te respecteren, het recht te achten en de wet te gehoorzamen. Ook, misschien zelfs juist, Moslims dienen zich voluit als staatsburgers te gedragen van het land dat ook het hunne is. En zo dienen ze behandeld te worden, mogen we er in deze tijd wel aan toevoegen.
De preken van de voorgangers in Den Haag en Amsterdam zijn met dit goed-islamitische principe volstrekt in strijd. De voorgangers weten dit zelf. De Haagse voorganger vaart uit tegen degenen die beweren dat je "met het modernisme en de vooruitgang moet meegaan", inclusief de Europese Raad voor de Fatwa. "We kennen geen koranvers waarin Allah een onderscheid maakt tussen een moslim die in Mekka leeft en een moslim die in Parijs leeft."

Dat raadt je de koekoek, zouden wij zeggen, in de tijd van de openbaring leefden er nog geen Moslims in Parijs, dat overigens nog gebouwd moest worden. Zo worden dus degenen die zich als goede Moslims willen aanpassen aan hun omgeving, in dialoog willen treden met andersdenkenden en open staan voor de omringende samenleving, aan de kant gezet.

Voor Marokkaanse Moslims is het optreden van zulke predikers extra pijnlijk. Zij zijn bij uitstek de erfgenamen van een ruimdenkende en verdraagzame Islam, de Andalusische. Als het ergens normaal was dat men elkaars godsdienstige overtuiging ontzag, veel onderzocht en besprak, de dialoog met andersdenkenden niet uit de weg ging, dan was het in het door Moslims gedomineerde Andalusiё, tot aan de val van Granada een Marokkaanse enclave in Spanje. Het is hemeltergend dat hun nazaten heden ten dage in Nederlandse moskeeёn worden bestookt met de benauwde en benauwende denkbeelden van wahabitische geestdrijvers. Het wordt de hoogste tijd dat zij daaraan een eind maken.

Rotterdam
Hamid Zerouali
Herman Meijer

Dit artikel verscheen eerder in het Algemeen Dagblad