Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Alles van waarde
19 januari 2006

In Rotterdam kennen veel mensen de tekst Alles Van Waarde Is Weerloos. Ze weten ook dat Lucebert de auteur is. Beide dingen staan te lezen hoog boven de Blaak, in neonletters, op het gebouw van een verzekeringmaatschappij. Het is een mooie tekst. Hij verwijst naar het zachte karakter, de kwetsbaarheid, van waarden. Hij heeft ook de schijn van omkeerbaarheid: dat wat weerloos is van waarde moet zijn, of kan zijn, of is. Hij is in zichzelf een waardebepaling, namelijk dat weerloosheid intrinsiek bij het waardevolle hoort. En zo bevat hij een dubbele waarschuwing: pas op dat het weerloos waardevolle niet wordt vertrapt en pas op als iets wat geenszins weerloos is, iets krachtdadigs of gewelddadigs, zich als waardevol voordoet. En misschien is er dus nog een derde waarschuwing: pas op als iets van waarde wordt behandeld als iets wat zich moet verweren.

Zou de CDA-fractie in de Tweede kamer dit alles hebben beseft toen ze haar rapport over de bescherming van democratie en rechtsstaat tegen radicalisme en terreur de titel Alles van Waarde is Weerbaar meegaf? Nee, dat is uitgesloten. Want dan had ze begrepen dat haar titel niet een variant van Luceberts origineel is, maar een verkrachting. Wie in de zin Alles van Waarde is "weerloos" vervangt door "weerbaar" perverteert precies het waardebegrip, vernielt de strekking van Luceberts uitspraak. Weerbare waarden zijn in Luceberts visie een tegenstrijdigheid in zichzelf. Door "weerbaar" te worden vernietigen waarden zichzelf.

De CDA-fractie maakt dus een foute taalgrap. Maar het is ook een onthullende. In het rapport wordt zoveel aan grondrechten op losse schroeven gezet; vrijheid van vereniging en vergadering, beroepszekerheid, verblijfsrecht, bewegingsvrijheid, kiesrecht -, alles uiteraard in de strijd tegen terreurdreiging, dat het weerbaar maken van de rechtsstaat uitdraait op het uithollen van de rechtsstaat. Zo lijkt de taalkundige verkrachting van Lucebert, als een Freudiaanse verspreking, toch de strekking van het rapport vrij precies uit te drukken.


Herman Meijer

Deze column verscheen in het februarinummer van Reveil