Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Van Wie Is De Partij
25 september 2014

Wat is een politieke partij?

Van alle organisaties waarvan ik voorzitter ben geweest vond ik GroenLinks het lastigst te duiden. Meestal is vrij precies te zeggen waartoe een organisatie dient, wat haar leden en medewerkers voor positie hebben, wat ze produceert, wie waarover gaat, wanneer ze goed werkt en wanneer niet, voor wie ze er is en wanneer ze kan worden opgeheven. Bij politieke partijen zijn zulke normale vragen niet goed te beantwoorden. Althans zeker niet allemaal en zeker niet voor iedereen eender.

Er zijn sowieso twee antwoorden op de vraag wat een politieke partij is.

Het eerste is: een vereniging van staatsburgers die gezamenlijk politieke doeleinden nastreven. Dit is het klassieke antwoord en voor de meeste partijen in Nederland ook een realiteit. Het andere antwoord heeft in ons politieke landschap een steeds grotere relevantie gekregen: een politieke partij is een merknaam. Een merknaam is op de kiezersmarkt een relevante grootheid geworden, die het desnoods zonder vereniging van staatsburgers kan Het actuele voorbeeld is de PVV.Voor de volledigheid, onze parlementaire geschiedenis kent nog een derde antwoord. Dat is de kiesvereniging, naar eigen zeggen géén politieke partij. Voorbeeld : de Christelijk-Historische Unie, in de praktijk een verzameling van keurige Nederlands-Hervormde dames en heren, voor wie gewetensdwang het smerigste woord was dat ze kenden.

In dit artikel zal ik het bij de eerste twee gestalten houden, de vereniging en de merknaam. Het zijn twee bestaanswijzen van één grootheid, die beide tegelijkertijd voorkomen. Ze onderhouden een onzekere en niet altijd gelukkige relatie.
Het is bijvoorbeeld denkbaar dat het goed gaat met het merk GroenLinks en tegelijkertijd slecht met de gelijknamige vereniging - en het omgekeerde is evenzeer denkbaar. Niet voor eeuwig, maar zo kan het er maanden of zelfs jaren voorstaan.
In de'affaire Sap - Dibi' die ik hier als leerstuk neem, zal ook blijken dat het in de wereld waarin het om de merknaam draait heel anders toegaat dan in de verenigingswereld. Deze verschillen hebben uiteraard hun interne parallellen binnen het geheel van GroenLinks, zoals dit bij alle in Nederland actieve politieke partijen het geval is.


Twee werelden

In de Tijdlijn komen, behoudens het grote publiek, alle actoren voor die de twee werelden bevolken. De wereld van de merknaam is in belangrijke mate die van het mediapolitieke circuit. Ze draagt veelal de trekken van de 'sociaal-psychologische' openbaarheid zoals Jurgen Habermas die schetst in zijn Strukturwandel der Offentlichkeit.
Het gaat om een veld dat door de technieken van reclame en framing wordt gemanipuleerd en waar 'nieuws' is wat door de media als nieuws wordt gebracht.
Het doen en laten van de Tweede Kamerfractie speelt zich, voor zover het niet het onzichtbare handwerk betreft, grotendeels in deze wereld af.
De mediapolitieke voorstelling van 'de politiek' draait nog immer om de Haagse vierkante kilometer - waarbij gemeenten en provincies en zelfs Europa, marginaal afsteken. Daartegenover staat de wereld van vereniging en vergadering die haar eigen, veel beperktere vormen van openbaarheid organiseert, waarin staatsburgers gezamenlijk hun best doen de gang van zaken te beïnvloeden. Ze doen aan machtsvorming op basis van menings- en besluitvorming. En ze hebben dit georganiseerd in een vorm van ledendemocratie die zoveel mogelijk op voet van gelijkheid loopt.
Dit is wat resteert van de oude burgerlijke openbaarheid die begon met de achttiende-eeuwse salons en de negentiende-eeuwse partijvorming.
Interessant in de Tijdlijn is het verschijnen van bij Habermas ten tijde van de Strukturwandel nog onbekende fenomenen, internet en de sociale media, met name Twitter. Deze brengen een extra laag in de openbaarheid, die het staatsburgers in verschillende hoedanigheden mogelijk maakt zelf hun aandeel in beeldvorming en framing te nemen.
Overigens niet toevallig komen in de tijdlijn enkel tweets voor van staatsburgers die al in en met het mediapolitieke circuit bekend waren.

Dat er zoiets als een affaire Sap-Dibi kon ontstaan zou zonder deze ingewikkelde constellatie moeilijk te verklaren zijn.
In de oorsprong was er wel een echt politiek conflict: de kwestie van de politietrainingsmissie naar Kunduz. Dat de verdeeldheid hierover binnen de fractie - die ook een hierover verdeelde partij weerspiegelde - vervolgens op een conflict over het leiderschap uitliep, zou ook nog zonder schade voor het 'merk' GroenLinks kunnen zijn opgelost. De leiderschapsverkiezing die volgde werd echter juist conflictueus door de vele versterkers die in die constellatie blijken te zitten.

Conflictversterkers

In het geheel van de 'twee werelden' waarin Kamerfracties, Kamerleden, media, partijbestuur en andere partijorganen hun rollen spelen, treden effecten op die elk zakelijk conflict kunnen versterken en doen ontsporen.
Ik noem er drie: dramatisering, personalisering en systeembotsing.

Vanaf het moment dat er maar de geringste hint was, dat Tofik Dibi kandidaat lijsttrekker zou zijn, stonden schrijvende en beeldende media in de alarmstand.
De kandidatuur zelf gold onmiddellijk als een teken van wantrouwen jegens Jolande Sap en werd weergegeven als het openen van de strijd.
Het beschouwen van de politiek als een strijdtoneel, inderdaad in de theatrale zin van het woord, is een constante in de mediale weergave. Het 'koningsdrama' is hierin één van de archetypen.
Voor de media voorziet het in de twee vereisten van begrijpelijkheid en amusementswaarde van de door hen weergegeven feiten en verhoudingen.
Voor de politici in kwestie verhoogt het de druk op het eigen presteren.

En met dit laatste komt ook het tweede effect in beeld: personalisering.

Waar in de politiek strijd om de macht en strijd om politieke doelen altijd constanten zijn geweest, is dit in het mediapolitieke circuit vrijwel in de volle breedte verengd tot strijd om de macht, en dit laatste bovendien tot een strijd om individuele posities. Deze mediale vervorming beperkt zich allang niet meer tot de buitenkant. Alle in Den Haag opererende politici weten dat zij met een afwijkende individuele positie onmiddellijke toegang tot het mediacircuit krijgen - iets wat hun met geduldig handwerk meestal niet lukt. De dissident heeft in de dramademocratie een streepje voor. Het is verleidelijk om in dit systeem mee te gaan, zoals ook Tofik getuigt in Op TV of roemloos ten onder (Vrij Nederland 20-12-2011).

#amateurs

En dan de botsing met het systeem van gekozen besturen en congressen, kandidatencommissies en geschillencommissies, partijraden en partijbureaus, afdelingen en werkgroepen. Hoeveel trager en ingewikkelder is dit niet - zeker bij GroenLinks met zijn anarchokritische structuur, waarin zoveel mogelijk parallel geschakelde organen voorkómen dat iemand ergens beslissend kan ingrijpen.

In de praktijk van de affaire Sap-Dibi zijn beslist fouten gemaakt, zoals de commissie van Dijk achteraf constateerde. Even zeker is - en ook daarover doet het commissierapport uitspraken - dat heel de interne logica van een ledenorganisatie een zeer moeizame verhouding heeft met de snelle wereld van de merknamen.
En al helemaal als eigen leden in deze laatste wereld hebben leren zwemmen en er hun eigen roeptoeters hebben opgedaan.

De vereniging heeft haar best gedaan om alles transparant en volgens de regels aan te pakken, maar op een zeker moment staat ze te kijk als een bonk formalisme en wereldvreemdheid. Zelfs valt, met het oog op de kandidatencommissie zoals haar voorzitter in een interview vertelde, de kwalificatie 'Noord-Koreaanse toestanden'! Erger kan je het, met heel je overdemocratische bestel, niet krijgen!

Het twittercircuit fungeert in dit conflict vrijwel geheel als een branche van het mediapolitieke circuit.
Femke Halsema, sinds haar afscheid als partijleider nog altijd BN-er en twitterkoningin, doet haar duit in het zakje. En evenzo tal van meer direct betrokkenen.
Tekenend voor de verhoudingen is de tweet van Ineke van Gent, die zich over de twitterband tot het partijbestuur richt, eindigend met "#amateurs". Want dit is het klassieke verwijt binnen alle politieke partijen en zowel op landelijk als lokaal niveau.

De 'professionals' die zich omringd weten door ambtelijke ondersteuning, adviseurs, informatiebronnen, media en een behoorlijk salaris, verwijten de vrijwilligers van de afdeling, c.q. van de partijleiding, amateurisme. En het spiegelbeeld hiervan is uiteraard het verwijt vanuit de vereniging dat de fractieleden zich loszingen van de partij, zich te weinig laten zien bij vergaderingen, te veel opgaan in de wereld van het politiek bestuur en alleen belang stellen in hoe ze in de pers komen - het klassieke verwijt van parlementarisme in een actuele gedaante.


Opnieuw beginnen

De commissie van Dijk die de oorzaken van het electorale verlies na de affaire heeft onderzocht, had zich kunnen beperken tot het niveau dat bij de gemiddelde tv-kijker als 'de politiek' bekendstaat - de wereld van de merknamen. Ze had dan volstaan met een onderzoek naar wat er in de Tweede Kamerfractie heeft gespeeld, met in de marge iets over de rol van het partijbestuur en de kandidatencommissie. Een paar aanbevelingen over leiderschap en communicatie en klaar.
Gelukkig heeft ze veel meer gedaan dan dat.
Ze gaat ook in op de partijcultuur, de relatie tussen partij en Kamerfractie, de koers van de partij en de kwaliteit van het debat. Dat is leerzaam, niet alleen voor GroenLinks.

Wat GroenLinks is overkomen, overkomt periodiek elke partij. En de kans op zulke klappen groeit met de grilligheid van het politieke bedrijf en de tweedeling van de politieke werelden.
Wat dus in toenemende mate beproefd wordt is de veerkracht, niet zozeer van het politieke systeem - want die Kamerzetels raken wel weer gevuld - maar van de politieke partijen.
Het is juist dat deel , door de toeschouwers van de democratie niet gezien, waar het op aankomt.
Het is de partij als verzameling van diegenen die noch toeschouwer noch acteur zijn. Het is die verzameling van politiek actieve staatsburgers die ervoor zorgt dat er überhaupt vertegenwoordigers te kiezen zijn, plus een programma, kenbare idealen en aansprekende leuzen.
Die partijleden hebben behoefte aan een organisatie die bij de tijd is en werkt. Ze hebben behoefte aan structuur die helpt bij het vormen van hun mening en het uitdrukken van hun idealen in programma's.
En ze willen hun vertegenwoordigers kunnen spreken, en tegenspreken desnoods. Ook al nadert hun totale aantal het historische dieptepunt van twee procent van het electoraat, hun bestaan maakt dat ons parlementair-democratische stelsel nog net te onderscheiden is van een politieke supermarkt, waarin politieke acteurs ons tot een keuze verleiden.

Er verschijnen de laatste tijd legio artikelen die vragen om een ander soort politieke partij, een die het moet hebben van levende verbindingen met maatschappelijke organisaties en initiatieven.
Zo bijvoorbeeld Paul Kalma in de bundel Politieke partijen: overbodig of nodig? van de Raad voor het Openbaar Bestuur.

Grappig genoeg beschikt GroenLinks al jaren over een rapport van de commissie Duyvendak, dat om alle voornoemde redenen pleit voor een heruitvinding van GroenLinks als 'publieke partij'. In zo'n partij, die ook voor niet-leden toegankelijk is, is niet de parlementaire agenda leidend, maar omgekeerd, kunnen groepen burgers de politieke agenda meebepalen.
Zo'n partij is ook minder vatbaar voor mediapolitieke druk. Dat is precies het soort politieke organisatie, dat zichzelf tot podium en voertuig weet te maken van maatschappelijke initiatieven en progressieve organisaties, die in de huidige constellatie politiek onthand, zo niet vervreemd zijn.

( Artikel geschreven voor de Herfstedite van De Helling van 25 september 2014 met als thema ' Waar is de politiek? ' )