Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Over ras (9)
5 december 2018

Racisme in zwart-wit heeft een macropolitieke kant en een micropolitieke.

De macropolitieke kant begint bij het vergunnen van slavenhandel aan de West-Indische Compagnie. Vanaf het aanmeren van de eerste slavenschepen van de WIC op Elmina zijn zwarte Nederlanders deel van onze geschiedenis en onze politieke verantwoordelijkheid. Dat geldt ook voor hun tewerkstelling op de plantages en de behandeling die hen daar ten deel valt. Alles gebeurt onder toezicht van Nederlands overheidsgezag. Van de erfgenamen van dit gezag mag in de eerste plaats erkenning worden gevraagd. Een regering die dit erkent stelt zich verantwoordelijk voor de verwerking van het slavernijverleden. Dat kan door op een passend moment officieel excuses aan te bieden. De regering die dat doet zal vervolgens het NiNsee daadwerkelijk als het Nationaal Instituut voor het Nederlandse slavernijverleden erkennen en volwaardige financieren. Ze kan zo de schandvlek wissen van het gedoogkabinet Rutte I, dat de subsidie grotendeels wegbezuinigde als betrof het een willekeurig particulier initiatief.

Tot de macropolitieke kant behoort ook de historische erkenning in het onderwijs op alle niveaus van de Afrocaribische bevolking. Dus Nederlandse wereldgeschiedenis vanuit alle relevante perspectieven: vrijwillige en onvrijwillige migratie, landroof en slavernij, welvaart en uitbuiting, dominante cultuur en gedomineerde cultuur, overheersing en verzet, onderdrukking en emancipatie. Op dit niveau van rijk en rijksgenoten kan de Nederlandse staat zich fatsoenlijk betonen - zoals gedefinieerd door Avishai Margalit : een fatsoenlijke staat is er een die zijn onderdanen niet vernedert.

Micropolitiek racisme is zichtbaar en hoorbaar geworden in de kwestie rond Zwarte Piet, als witten willen bepalen 'wie hier thuishoort.' Hoort iemand die zijn gezicht zwart verft hier eerder thuis dan iemand wiens gezicht van nature zwart is? Beiden zijn deel van onze geschiedenis, met dit verschil dat in het tweede geval de vrijwilligheid ontbreekt. Het zou minimaal van fatsoen getuigen als het geluid van de onvrijwillig zwarte werd gehoord als dat van een gevoelig geraakte landgenoot. Ja, niemand wil voor racist worden uitgemaakt. Maar als we even rustig blijven, kunnen we best begrijpen dat de herkenning van Zwarte Piet als een racistische karikatuur niet gelijkstaat aan de aanwijzing van de geverfde witte als racist. De bedoeling is niet in het geding, de historie van de figuur ook niet. Het doet er niet toe dat de oorsprong van Zwarte Piet van ver voor de slavernij dateert, dat zijn voorloper al in het oude Perzië te vinden is, dat hij in de Middeleeuwen een figuur uit het schimmenrijk was. De gedaante die midden negentiende eeuw werd gecreëerd is in alle opzichten (uiterlijk, spraak, kleding) de karikatuur van een neger. Als wij gewoon willen samenleven met anderen en ook het Sinterklaasfeest vieren, dan kan dat niet met een figuur die sommigen onder ons vernedert (ten overvloede: ook al is dat niet de bedoeling!). En we laten gewoon de mythe voortleven: Sinterklaas is oud en wijs genoeg, die kan zeker hulpjes vinden waar iederéén om kan lachen.

Het gaat hier zowel macropolitiek als micropolitiek om voortgaande integratie in de lijn van de rijksgeschiedenis. Het rijksgenotenperspectief wordt gaandeweg serieuzer genomen, van beide kanten. Dat gaat met strijd gepaard, maar een die de moeite waard is. Want op het spel staat de vraag wie wij eigenlijk zijn, als Nederlanders van verschillende afkomst met een gezamenlijke geschiedenis, erfgenamen van een verdwenen wereldrijk. Voor het zogenaamde integratievraagstuk (dus waar het al die anderen betreft, ook die niet in een zwart-witschema passen en ook die later gekomen zijn) is een inclusief antwoord op die vraag van levensbelang.