Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Rechtsstaat
29 maart 2021

Ik zou op Pieter Omtzigt moeten stemmen.

Dat denk ik de laatste weken vaak genoeg wanneer de verkiezingen opdoemen, en ik ben vast de enige niet. De naam Pieter Omtzigt staat voor de onthulling van de toeslagenaffaire, voor parlementaire controle op overheidshandelen, voor dienst aan de belangen van kwetsbare burgers, voor politieke plichtsbetrachting, voor betrouwbaarheid in een onbetrouwbare omgeving. Als ik die man mijn stem geef laat ik zien hoeveel indruk de onthullingen door het Kameronderzoek hebben gemaakt en ook wat er in de verhouding van Kamer en kabinet zou moeten veranderen.

Als ik doordenk over wat dat onderzoek aan het licht heeft gebracht, dan komen nog veel verdergaande conclusies in beeld. Want gaandeweg dringt tot mij door dat de Nederlandse belastingdienst, opgericht om de Staat van inkomsten te voorzien, ooit door de regering is aangewezen om ouders van toeslagen te voorzien om de opvang van hun kinderen te betalen, die door diezelfde regering aan marktpartijen is overgelaten die zeer wel tot frauduleuze praktijken in staat blijken, en dat diezelfde belastingdienst door diezelfde regering is opgedragen om fraude te bestrijden en daarvoor de betrokken ouders, over wier gegevens de dienst beschikt, te vervolgen. Dit alles overigens met instemming, zo niet onder aanvuring, van de Kamer. En vervolgens rijst uit de over elkaar heen buitelende gevalsbeschrijvingen het beeld op van een meedogenloos apparaat dat in de geringste administratieve omissie van de ouders reden vindt tot terugvordering van de door hemzelf gegeven toeslagen, een gezichtloze Deurwaarder die met maffiose wreedheid huishoudens ruïneert en gezinnen ontwricht. En dat alles jarenlang ondanks waarschuwingen van binnen en van buiten. En dan horen we vervolgens wie er met voorrang zijn onderzocht omdat het gebruikte algoritme het fraudezoeklicht op hen richt en blijkt een dubbele nationaliteit of een uitheemse achternaam daarin een belangrijk element te zijn. Etnisch profileren dus. Er komt nog een parlementaire enquête die dat zal onderzoeken.

Er zal zeker meer duidelijkheid komen over wie wanneer waarvoor verantwoordelijk is geweest. Maar er zal ook systemisch gekeken moeten worden en corrigerend gehandeld. Dat gaat over de vraag wat voor Staat we inmiddels hebben gekregen. Want zo'n belastingdienst is geen incident. Hij kan staan voor wat de overheid op bijna alle andere terreinen is geworden: een bedrijf, een grote onderneming, met de regering als raad van bestuur. Sinds midden jaren negentig (of wellicht al eerder) zou de overheid een voorbeeld moeten nemen aan het bedrijfsleven, dat 'op alle fronten' beter, lees efficiënter, zou werken. Daar voelde men immers de tucht van de markt, zoals het heet. Daar was men gedwongen op de kosten te letten, daar wist men wat besparen op arbeidskracht is. En daar, maar dat zei men er niet bij, was ook alles in geld uit te drukken. Het gevolg was niet alleen een enorme reeks privatiseringen en het creëren van vage tussendingen die noch overheid noch privaat zijn, van de Zelfstandige Bestuurs Organen tot de onlangs aan het licht gekomen Stichting Persoonsgegevens, maar ook het inrichten van het overheidsapparaat volgens de normen van het moderne Kapitaal. Uit de ministeries, maar ook uit bijvoorbeeld Rijkswaterstaat en uit talloze gemeentelijke ambtelijke organisaties verdween de vakkennis, de materiedeskundigheid, die geparkeerd werd bij een groeiend leger van private advies- en ingenieursbureaus. In ruil daarvoor creëerde de Staat voor zichzelf een grote hoeveelheid controle-instanties die toezicht dienen te houden op wat er door en uit de markt geleverd wordt, vaak dus zonder veel deskundigheid, die immers wegbezuinigd is. Zo gaf men organisatorisch vorm aan wat inmiddels als de 'kerntaken van de overheid' werd gedefinieerd. Bestuur als 'management.' Een van de opmerkelijkste voorbeelden van de desastreuze gevolgen is de zogeheten woningmarkt, die door het schrappen van een compleet ministerie aan de ene kant, en het uitkleden van de woningcorporaties aan de andere kant, absoluut niet meer in de Nederlandse woningbehoefte kan voorzien. Denk hier even aan minister Stef Blok, zijn gedachtenis zij verdoemd, wiens complete inzicht en overtuiging op een half A-4tje kan dat voor de helft bestaat uit de woorden markt, privaat en efficiënt.

Dit is de ene kant. Dieper ingaan op de toeslagenaffaire onthult iets wat nog erger is dan een aan de markt uitgeleverde overheid. Dat is de scheve verhouding die in heel veel domeinen is gegroeid tussen de Staat met zijn apparaten en de staatsburgers. Wij, burgers van Nederland, zijn een te wantrouwen, te controleren en in data gevangen categorie geworden, objecten van staatsbemoeienis eerder dan dragers van de staat, zoals elke definitie van de democratische rechtsstaat voorschrijft. Ons bestaan betekent risico: we kunnen ziek worden, we kunnen crimineel worden, we kunnen de belastingdienst flessen, we kunnen ondermijnende opvattingen koesteren en ventileren, we kunnen er bedenkelijke buitenlandse relaties op nahouden. Daarom moet de Staat onze gegevens opslaan en bijhouden. Wij komen voor in ontelbaar veel meer bestanden dan ons wordt gemeld, niet alleen van de markt maar dus ook van de overheden. Wij - dat wil sinds de digitalisering zeggen: ons uit data opgebouwde digitale evenbeeld. En ik bedoel daarmee niet het ouderwetse, geaggregeerde, statistische wij, maar n-maal het individuele beeld, op BSN-niveau. Een groot deel van ons bestaan merken we niets van ons digitale evenbeeld, maar plotsklaps kunnen we ermee worden geconfronteerd. Dat merken bijvoorbeeld mensen in de bijstand van wie een of meer elementen in hun evenbeeld corresponderen met een profiel dat risico op fraude inhoudt. Anderen komen erachter wanneer hun 'identiteit' (= digitaal evenbeeld) is gekaapt door een crimineel. De meesten van ons merken niets, zolang politie en AIVD ons digitale evenbeeld niet activeren. Maar wat niet is kan komen.

Individuele staatsburgers kunnen incidenteel last hebben van hun digitale evenbeeld en meer dan dat, het kan zelfs hun concurrent worden. Voor veel staatsapparaten is het digitale individu 'reëler' dan het fysieke. Er treedt dan ook omkering van de bewijslast op. Bewijst u maar waar u dat geld vandaan heeft/dat u bent wie u zegt te zijn/dat de Dienst u heeft benadeeld/dat uw kind werkelijk op de opvang is geweest/dat uw auto daar die dag niet heeft gestaan. Allerlei geautomatiseerde systemen dragen nu al bij aan de overbelasting van de rechterlijke macht, doordat burgers daar in beroep moeten gaan wegens systeemfouten of ongerijmdheden waartegen effectief ambtelijk/bestuurlijk beroep onmogelijk is. Wie de groeiende schuldenproblemen van Nederlandse burgers onderzoekt, komt erachter dat de overheden die zelf in hoge mate veroorzaken. Hun systemen stapelen schuld op boete op nalatigheid of vergissing.

We hebben te maken met een Staat die zich stelselmatig beschermt tegen individuele burgers, op wie hij sowieso al in overwicht is. Het doet bijna sadistisch aan, dat de VVD in deze zelfde periode even stelselmatig de toegang tot de rechtspraak verder heeft bemoeilijkt. Het afbreken van de sociale advocatuur is daarvan het ergste voorbeeld, maar naast verbale aanvallen op de onafhankelijke rechter is korten op de financiën van het juridisch systeem minstens zo effectief. De gepropageerde 'zelfredzaamheid' van de burger beoogt niet dat hij/zij haar recht kan halen.

Bij de verkiezingen ligt helaas niet de keus voor tussen democratie en technocratie. Na zoveel jaar technocratisch gesleutel aan het bestuur, waarvan de resultaten nu pijnlijk zichtbaar zijn geworden, zou dat wel moeten. Hier en daar, bij de ene partij meer dan de andere, begint dat besef in te dalen. Een stem op Pieter Omtzigt past daarbij. Maar een stem op Omtzigt is een stem op het CDA. Ware het omgekeerd, ik zou niet aarzelen.

[geschreven voor het blad Ophef, voor de Kamerverkiezingen van 2021]