Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Over ras (15)
16 januari 2019

De uitverhuizing van autochtone inwoners uit etnisch gemengde buurten wordt naar Amerikaans voorbeeld wel witte vlucht genoemd. In Nederland heeft het begrip meer nog betrekking op het weghalen van witte kinderen bij etnisch gemengde scholen.

Veel buurten van de grote steden zijn daardoor meer etnisch gemengd dan de inliggende scholen. Of, omgekeerd, de scholen zijn (nog) meer gesegregeerd dan de buurten.

Wat van dit verschijnsel te denken? Bij diegenen die uitverhuizen of hun kinderen naar een andere school doen hoor(de) je niet zelden de klacht over 'allochtonen die zo slecht geïntegreerd' zijn. Maar wie weigert hier nu te integreren? Toen ik dit halverwege de jaren negentig zo in de krant stelde, onder het motto integratie moet van twee kanten komen, kreeg ik veel reactie. Meestal betrof dit de kwaliteit van het onderwijs die door de deelname van allochtone kinderen omlaag zou gaan. Feitelijke ervaring lag hier maar soms aan ten grondslag. Voor veel autochtone ouders volstond een blik op het schoolplein om te concluderen dat hun kinderen daar niet thuishoorden.

Dit vermijdingsgedrag, want dat is het, trof veelal inwoners van Turkse en Marokkaanse afkomst. Deze niet-witte blanken zagen zich in veel buurten als grootste groepen overblijven. Op de school van hun kinderen waren de verhoudingen dan vaak nog schever. Zij ervoeren het als pijnlijk en ook als beledigend dat autochtone ouders hun kinderen weghaalden, zodra die van hen daar verschenen. En dit juist wanneer en omdat ze op integratie van hun kinderen uit waren!

De witte vlucht is voor een deel een verschijnsel uit het verleden. De huidige trek naar de stad levert juist weer 'witte' instroom, ook in etnisch gemengde buurten. Tegelijkertijd blijven er witte enclaves bestaan die zich handhaven: buurten met veel particulier en eigenwoningbezit, bepaalde sportclubs en verenigingen, sommige culturele en religieuze verbanden, sommige politieke organisaties, maatschappelijke instellingen, scholen, ook sommige ondernemingen en delen van het uitgaansleven. Per saldo is van de vier grote steden de afgelopen twintig jaar alleen in Rotterdam de etnische segregatie afgenomen. Dat komt met name door de hoeveelheid en spreiding over de stad van sociale huurwoningen en de werking van het open verhuursysteem. In Den Haag, Amsterdam en Utrecht is de ruimtelijke segregatie door 'verzwarting' en 'verwitting' juist toegenomen.

In al die dertig jaar dat er sprake was van integratie is er veel onderzocht en gepubliceerd over de ontwikkelingen onder (niet-westerse!)allochtonen. Er is heel weinig onderzoek gedaan aan autochtonen en hun integrerende dan wel segregerende bewegingen. Het 'integratievraagstuk' is bijna uitsluitend als een allochtonenprobleem behandeld. Dat er ook een autochtonenprobleem was en is, bleef en blijft uit beeld. Wat we wel hebben gehad, na de Fortuynrevolte, was een journalistieke golf van begrip voor 'de gewone mensen in de oude wijken', met wie uitsluitend gewone autochtonen werden bedoeld, die immers 'met allochtonen moesten samenwonen.' Ook toen werden twee groepen genegeerd: de autochtonen die met plezier kozen voor een gemengde omgeving en de autochtonen die in meer of minder georganiseerde vorm elke integratie saboteerden.

Als een maatschappij mede door immigratie wordt gevormd, kan ze niet louter worden beschouwd vanuit het oogpunt van haar 'oorspronkelijke bewoners.' De manier waarop het 'integratievraagstuk' wordt geformuleerd staat dwars op de multiculturele en multi-etnische feiten. In Rotterdam, Den Haag en Amsterdam zijn autochtone Nederlanders een minderheid, zij het de grootste, onder andere. En zij kent net als die andere minderheden zowel openheid als afwijzing voor anderen. Ook zij is in staat tot zelfgekozen apartheid en tot het organiseren van menging. Het een of het ander is beslissend voor de vraag: hebben we nog steeds een 'witte' samenleving, of is wit niet meer dan een huidskleur?