Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Over ras (17)
30 januari 2019

Mijn ontdekking tijdens het schrijven van deze reeks is: racisme is altijd politiek.

Ten eerste gaat aan racisme altijd enige vorm van staatsoptreden vooraf. En ten tweede: waar racisme tussen individuele mensen gebeurt, daar verwijst dat altijd naar een schema dat hun 'van boven' is aangereikt.

Misschien is het minder eenvoudig dan het klinkt. Dat staatsoptreden kan soms ver in het verleden liggen. Dat is bijvoorbeeld het geval met de gunning van de slavenhandel en het toestaan van slavernij, inclusief de argumentatie daarvoor.

Het kan ook een verdekte vorm hebben. Dat is bijvoorbeeld het geval met het onderscheid tussen 'westerse' en 'niet-westerse' allochtonen.

Het kan ook betrekking hebben op grootheden die niet direct met de staat samenvallen. Dat is bijvoorbeeld het geval met politieke partijen die een racistische agenda voeren.

En van dat schema waarin mensen racistisch blijken te denken, weet je niet altijd wie het heeft aangereikt. Wat ik bedoel valt te illustreren aan het bekende fenomeen van diegenen die vinden dat alle Turken zo snel mogelijk het land uit moeten, behalve hun buurman Ali, want dat is een toffe peer.

Mensen kunnen dus tegelijkertijd in groepen denken, een oordeel over ze hebben en zelfs maatregelen tegen die groepen steunen, alsook individuele leden van die groep kennen en op grond van ervaring ervan uitzonderen. Het laatste noem ik voor het gemak het alledaagse niveau en het eerste het politieke niveau. Maar hoe verhouden die twee zich dan in een enkele persoon? Het lijkt me niet een tegenstelling van gevoel en verstand. Die spelen alle twee op beide niveaus, ook al zullen het verschillende scala's van gevoel zijn en verschillende soorten verstand. Het zit waarschijnlijk eerder in de tegenstelling van publiek en privé, als twee kanten van de persoon.

Privé kunnen mensen relaties hebben die relatief onafhankelijk zijn van afkomst, huidskleur, religie en seksuele oriëntatie van de ander. Die relaties leren hun hoe anderen denken, voelen, redeneren, wat voor geschiedenis ze hebben, hoe ze wonen, werken en liefhebben. Hoe meer kennis men daarvan krijgt, des te minder staan die individuele anderen voor een groep of categorie uit dat eerste rijtje. En des te meer kan de ander in relatie tot onze eigen geschiedenis worden begrepen.

Publiekelijk, dus als staatsburger, kiezer, geïnterviewde, werknemer of uitgaander, richten mensen zich naar de publieke opinie, houden rekening met dominante opvattingen, voelen ze trends aan, doen ze denkbeelden op; allemaal dingen die vaak te maken hebben met anderen die als groep of categorie worden gerepresenteerd. Daar wordt groepsonderscheid aangeleerd.

We weten uit de historie inclusief het hedendaagse Europa, dat racisten in het publieke domein een vertoog opdringen, dat scheiding brengt tussen 'ons' die het echte volk zouden zijn, en ongewenste anderen. Daarmee dringen ze door tot het persoonlijk leven, waarin ik en de ander elkaar treffen. Wat kunnen antiracisten daar tegenoverstellen?

Er is natuurlijk de politieke weg: racisme als dwaalleer en antidemocratisch gedachtegoed aan de kaak stellen. Maar er is ook een andere weg, die loopt van buurman Ali naar de publieke ruimte. Zo werkt Verhalenhuis Belvedère in Rotterdam. Je kunt er luisteren naar het persoonlijke verhaal van Ali, hoe hij in Rotterdam is beland en wat hij in die stad is komen doen. Met en door dergelijke migratieverhalen komen gaandeweg alle 175 nationaliteiten van de stad in beeld, publiekelijk maar in een persoonlijke vorm. Echte belangstelling daarvoor blijkt groot. Het is een voorbeeld van de heilzame werking van het persoonlijke verhaal. Groep wordt mens. Ook andere middelen (krant, tv, sociale media) lenen zich voor zo'n effectieve omkering. Het is een vorm van antiracisme die zich niet eens zo hoeft te noemen.