Leve de grote stad

« Voorgaand artikel | Overzicht | Volgend artikel »

 Brief actualiteit stadsvernieuwing
3 februari 2020

Vrijdag 31 januari 2020 heb ik een brief gestuurd aan college en raad van Rotterdam. Als we allen van het gas af moeten, de tegels uit onze tuinen halen en onze regenpijpen loskoppelen, onze daken met zonnepanelen en sedum bedekken en anders gaan koken, dan mag de gemeente wel even terugkijken naar de vorige stadsvernieuwing.

Geachte bestuurders en volksvertegenwoordigers,

Na de verkiezingen van 2018 en met de vorming van een breed samengesteld college werd duidelijk dat u deze periode echt werk zou gaan maken van klimaatadaptatie en energietransitie. Sindsdien horen we van plannen en akkoorden, die stralen van ambitie. Heel goed. Wat bewoners van deze stad net als u duidelijk is, dat is de lange termijn en het ingrijpende karakter van wat er moet gebeuren. Het gaat om noodzakelijke maatregelen, die diep ingrijpen in onze woon- en leefomstandigheden en die geen buurt of straat ongemoeid laten.
Mij herinnert deze opgave aan de stadsvernieuwing zoals die na 1973 werd opgezet en uitgevoerd, onlangs nog beschreven in het boek Stadsvernieuwing in Rotterdam, door Ben Maandag. Ik zou u daarom iets in overweging willen geven.
Als de huidige opgave in aard en omvang vergelijkbaar is met de stadsvernieuwing, dan zal het beslist lonen om de organisatie daarvan te bekijken als aanwijzing voor nu. Ik zie vijf elementen die van belang zijn:
(1) planning en aanwijzing van gebieden waar verandering gaat plaatsvinden
(2) regelen van de positie van bewoners in het proces
(3) gebiedsgewijze organisatie en voorzieningen
(4) een centrale plek voor arbitrage bij lokale conflicten
(5) een verordening waarin de verschillende posities en belangen hun plaats krijgen.
Van 1974 tot 1994 kende Rotterdam 21 aangewezen gebieden waar de verordening organisatie stadsvernieuwing (VOS) gold. Bij de energietransitie en klimaatadaptatie komt uiteindelijk de gehele stad aan bod. Dit gaat dus verder dan de aanwijzing van twaalf gebieden in de transitievisie warmte.
De bewoners werden krachtens de VOS als eerstbelanghebbende beschouwd. In de projectgroepen hadden zij een doorslaggevende stem. Keuzen tussen sloop/nieuwbouw en renovatie, of over de plaats van voorzieningen, konden door hen worden beslist. In de huidige situatie zijn de eigendomsverhoudingen ingewikkelder geworden en zal qua bewonersposities rekening gehouden moeten worden met huurders, eigenaar-bewoners en collectief particulier opdrachtgeverschap; en uiteraard met die van in het gebied gevestigde bedrijven. Maar die doorslaggevende stem blijft van belang.
Alle wijken hadden een projectgroep, die naast bewoners ambtenaren telde uit de verschillende betrokken gemeentelijke diensten, onder voorzitterschap van een projectcoƶrdinator. Bovendien was er in elke wijk een projectbureau. Daar kon je terecht met de vraag: wat gaat er wanneer gebeuren? In de huidige situatie zou dit model ook goed kunnen werken, alleen zal de samenstelling van de projectgroepen anders moeten; corporaties en andere verhuurders, waterschap, netbeheerder zouden er ook in moeten of kunnen.
De commissie stadsvernieuwing en volkshuisvesting had de rol van arbiter bij problemen of conflicten in de wijk. Zij fungeerde dan als de in de VOS beschreven 'stuurgroep stadsvernieuwing.' Haar bijzonder levendige en goed bezochte vergaderingen brachten meestal ter plekke uitkomst. Ook bij de energietransitie en klimaatadaptatie zullen er uitvoeringsproblemen en belangenconflicten optreden die om zo'n arbitrage-instrument vragen. De gemeenteraad zou zo'n orgaan kunnen instellen of een bestaande commissie die rol geven.
De VOS werkte prima als juridische ondergrond voor de verhoudingen binnen de projectgroepen, tussen de bewonersorganisaties en de gemeente en voor de besluitvorming in de stuurgroep. Een verordening op de klimaatadaptatie en energietransitie (of verzin een mooiere naam) zou dat kunnen doen voor onze stad in de komende tien jaar.
Tot slot dit. Ik ben ooit in de stadsvernieuwing begonnen als extern-deskundige bij de bewonersorganisatie van Middelland en Het Nieuwe Westen, vervolgens projectcoƶrdinator van Middelland geworden, daarna als gemeenteraadslid lid van de stuurgroep stadsvernieuwing om uiteindelijk wethouder stadsvernieuwing te worden. Wat ik geleerd heb is dit: dat de fysieke aanpak van de stad alles te maken heeft met de kwaliteit van onze lokale democratie. En bovenal: dat Rotterdammers, wanneer ze van nut en noodzaak overtuigd zijn, altijd constructief meewerken. Maar dan moet hun positie als bewoner en belanghebbende wel voluit erkend worden.

Hoogachtend en met vriendelijke groeten,

Herman Meijer